KPMG heeft op 29 juni bij de Accountantskamer een verweerschrift ingediend tegen de klacht van SOBI. Daarin verdedigt KPMG het derivatenbeleid van Vestia. De accountant stelt dat Vestia bij haar derivatenhandel binnen het treasurystatuut is gebleven van KPMG is gebleven en: ‘Resumerend kan worden gesteld dat Vestia een gedegen derivatenbeleid voerde’.
De accountant stelt ten onrechte dat het beleid van Vestia erop gericht was om 85% van de kasstromen te hedgen overeenkomstig het treasurystatuut van Vestia. Dat is onjuist. Het feitelijk beleid was mede gericht op het accepteren van grote risico’s.
KPMG bevestigt wel dat Vestia swaptions schreef maar beweert dat dit niet ongebruikelijk was in de woningcorporatiesector.
KPMG stelt dat de rentederivaten niet op marktwaarde maar tegen kostprijs gewaardeerd mochten worden. De wet staat dit slechts toe wanneer de betreffende derivaten “effectief zijn ter dekking van risico’s” en dat was bij Vestia niet het geval volgens SOBI. KPMG geeft toe dat voor zover derivaten niet effectief zijn (dus risico’s niet afdekken maar vergroten) de verliezen wel in de winst – en verliesrekening opgenomen moeten worden. Dat is echter niet gebeurd in de jaarrekening 2010 van Vestia.
KPMG stelt ten onrechte dat er een goed functionerend driemanschap was ingesteld. In feite draaide alles om Marcel de Vries en de directievoorzitter Erik Staal.
Uit het verweerschrift blijkt dat KPMG zwaar heeft geleund op eerdere rapportages van Deloitte en slechts derivatencontracten heeft onderzocht tegen de achtergrond van de eerder uitgevoerde “grondige beoordeling” door Deloitte.
KPMG sluit zijn verweerschrift af met de stelling dat, ‘zelfs al zou komen vast te staan dat de jaarrekening van Vestia over 2010 een fundamentele fout bevat, dit nog niet betekent dat Betrokkenen (ernstig) tuchtrechtelijk tekort is geschoten in de uitvoering van zijn controle. ‘
De tekst van het verweerschrift kunt u vinden op www.sobi.nl.
Bilthoven, 4 juli 2012
Pieter Lakeman
Voorzitter SOBI
(06-381 50 576)