Tweede Tuchtklacht tegen KroeseWevers inzake Prowi
Raad van Tucht voor Registeraccountants
en Accountants-administratieconsulenten
te Amsterdam
30 september 2006
TWEEDE KLACHT
van G. KORVER, OLIMAR BV, PROWI HOLDING BV en PROWI INTERIEUR BV gemachtigde: STICHTING ONDERZOEK BEDRIJFS INFORMATIE SOBI de heer M.M. Jaspers RA, wonende en kantoorhoudende te Hengelo |
Geachte Raad,
Betrokkene Jaspers heeft de GBR overtreden door bij zijn cliënt VOF Prowi geen onderzoek te verrichten naar het voorkomen van Faillissementsfraude in het eerste boekjaar van haar bestaan (1 oktober 2002 t/m 31 december 2002) en daarmee de eer van stand schade aangedaan.
Inleiding
De besloten vennootschap Prowi Interieur BV waarvan klager Prowi Holding BV direct aandeelhouder is en G. Korver en Olimar BV indirect aandeelhouder zijn, is op 20 september 2002 failliet gegaan. Op 21 oktober 2002 kocht VOF Prowi alle activa van de curator, waaronder een hoeveelheid gereed product van minder dan € 200.000.
Daarnaast heeft VOF Prowi voor € 500.000 facturen uitgeschreven voor diensten en prestaties die niet door haar zijn geleverd maar door Prowi Interieur BV waren geleverd. De FIOD-ECD heeft op verzoek van SOBI en klagers met betrekking tot € 340.000 vanaf juli 2005 aan een rapport gewerkt over die handelswijze en dat aan het functioneel parket te Zwolle ter hand gesteld. […] Klagers beschikken niet over het rapport van de FIOD-ECD en ook niet over de processtukken.
Betrokkene had geen controle taak met betrekking tot de jaarrekeningen van Prowi Interieur BV en VOF Prowi maar stelde deze wel samen. Hij had jarenlange ervaring bij de onderneming die door VOF Prowi uit het faillissement is gekocht. Hij wist ook hoe de gang van zaken was en wat ruwweg de verhoudingen waren tussen personeelskosten en omzet. Die waren in de loop der jaren zeer constant en zijn in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1 personeelskosten in verhouding tot productiewaarde bij Prowi Interieur BV (1998 t/m 2001) en VOF Prowi (laatste kwartaal 2002) | ||||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||||
Productiewaarde | 4671 | 5259 | 6160 | 5343 | 1310 | |||||
Personeelskosten | 1835 | 2058 | 2073 | 2001 | 123 | |||||
(39%) | 39% | 34% | 37% | 10% |
De daling van de personeelskosten in procenten van productiewaarde bij VOF Prowi van gemiddeld 37% naar 10% is absurd en had tot vragen van betrokkene moeten leiden. De enige mogelijke verklaring hiervoor is dat VOF Prowi gereed product heeft verkocht waaraan haar personeel niet heeft gewerkt en die ook niet van de curator zijn gekocht. Ra, ra, hoe kan dat? Had betrokkene zich moeten afvragen.
Betrokkene is ernstig tekortgeschoten door deze krachtige aanwijzing voor fraude te negeren.
Ter toelichting moge dienen dat het productieproces ongewijzigd was. Aan klanten werden producten geleverd die in veel gevallen ter plekke in de winkel gemonteerd werden. Het montage loon werd separaat gefactureerd en bedroeg in te lopen jaren zo’n kleine 30% van de totale factuur. In de laatste drie maanden van 2002 heeft VOF Prowi ook hier een krankzinnig getal laten zien. Er is voor slechts € 130.000 aan uren gefactureerd. Dat is weliswaar geheel in lijn met het aantal monteurs dat VOF Prowi in dienst had maar correspondeert totaal niet met de normale verhoudingsgetallen en de gefactureerde omzet. Ook hier is de verhouding niet meer dan 1/3 van de jaren daarvoor afgaand.
De conclusie moet luiden dat betrokkene ernstig gefaald heeft door deze krachtige aanwijzingen voor fraude geheel te negeren.
Hoogachtend,
P.T. Lakeman,
Voorzitter SOBI,
gemachtigde