Accountantskamer
Postbus 10067
8OOO GB ZWOLLE
Naarden, 11 februari 2019
Betreft: Klacht tegen Albert H.M. van Gils, bestuursvoorzitter van PwC Accountants NV
Geacht College,
Hierbij dient ondergetekende namens de besloten vennootschap Swapschade B.V. een klacht in tegen de voorzitter van het bestuur van PwC-accountants, de heer A.H.M. van Gils kantoorhoudend te 1066 JR Amsterdam aan de Thomas R. Malthusstraat 5.
De klacht wordt ingediend omdat de heer Van Gils ondanks een schriftelijk verzoek daartoe weigert mede te delen welke accountant namens PwC tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor de accountantsarbeid die in het Uniform Herstelkader als Externe Beoordelaar wordt verricht bij de controle van de aanbiedingen die de ING Bank aan haar (voormalige) cliënten uitbrengt, althans verantwoordelijk is voor de Onafhankelijke Externe Beoordeling van het aanbod dat ING Bank in voornoemd kader heeft uitgebracht aan een aan PwC kenbaar gemaakte cliënt van Swapschade BV.
Toelichting
In december 2016 hebben Rabobank, ABN AMRO, ING Bank, Deutsche Bank, Van Lanschot Bankiers en SNS Bank met een door minister Dijsselbloem ingestelde Onafhankelijke Derivatencommissie afspraken gemaakt op grond waarvan deze banken hebben toegezegd aan MKB klanten (beperkte) vergoedingen uit te keren voor de schade die deze klanten hebben geleden door de aankoop van rentederivaten.
De banken hebben daarbij toegezegd aan hun klanten aanbiedingen uit te brengen die gebaseerd zijn op bedoeld Uniform Herstelkader. Mede omdat het vertrouwen van de klanten in hun banken door de gang van zaken ernstig was aangetast is bepaald dat onafhankelijke externe accountants zouden controleren of de aanbiedingen van de banken ook werkelijk volgens het Uniform Herstelkader waren opgesteld. De aanbiedingen die ING bank aan haar klanten heeft uitgebracht zijn door PwC gecontroleerd. De Autoriteit Financiële Markten die de verkoop van rentederivaten sinds haar oprichting tot 2012 zonder een woord van kritiek had goedgekeurd, zou steekproefsgewijs de controleactiviteiten van de externe accountantsorganisaties, waaronder dus ook PwC, beoordelen.
EY, Deloitte en PwC zouden tezamen ca. € 500 miljoen beloning ontvangen voor hun arbeid. Deze arbeid had enerzijds als doel ondernemers het idee te geven dat zij erop konden vertrouwen dat het aanbod van hun bank inderdaad overeenkomstig het Uniform Herstelkader was opgesteld. Daarnaast diende deze controlearbeid een algemeen maatschappelijk doel: het wegnemen althans zoveel mogelijk verminderen van de maatschappelijke en politieke onrust die was ontstaan door het duizendvoudig onrechtmatig optreden van de banken jegens hun klanten – waardoor deze gezamenlijk een schade van € 14,2 miljard hebben geleden1 – en de gehele operatie, waarbij de MKB klanten circa € 1,5 miljard aan schadevergoeding zouden ontvangen te doen slagen.
Op 13 november 2018 bracht Swapschade BV bezwaren tegen het aanbod dat ING Bank aan haar client had gedaan, naar voren (prod 1).
Op 6 december 2018 schreef ING Bank dat het aanbod niet wordt aangepast (prod 2).
Op 21 december 2018 schreef Swapschade aan ING dat het bod aanvaard zou worden maar dat de bezwaren overeind bleven (prod 3).
Op 18 januari 2019 vroeg Swapschade per mail aan ING bank om het schriftelijk oordeel van de externe dossierbeoordelaar over dit dossier, met duidelijke vermelding van de naam en titel van de dossierbeoordelaar. (prod 4).
Op 23 januari 2019 deelde ING Bank per mail mee dat zij die naam niet zou geven (prod 5).
Op 28 januari 2019 vroeg Swapschade BV aan PwC om de naam van bedoelde externe beoordelaar uiterlijk 30 januari 2019 om 16.00 uur aan haar bekend te maken (prod. 6).
Op 30 januari 2019 om 15.56 uur ontving Swapschade BV een mail van het hoofd juridische afdeling van PwC waaruit niet bleek dat de naam zou worden verstrekt (prod. 7).
Beklaagde Van Gils, noch PwC hebben de gevraagde naam verstrekt.
Omdat ING Bank geen overleg meer over het tekortschietende aanbod wil voeren is er behoefte aan overleg met de voor de externe beoordeling verantwoordelijke accountant.
De bestuursvoorzitter van PwC accountants N.V. was en is verplicht het zo spoedig mogelijk daarheen te leiden dat de naam van de betreffende accountant bekend wordt gemaakt. Door dit te verzuimen handelt beklaagde in strijd met artikel 4 van de VGBA: “De accountant onthoudt zich van elk handelen of nalaten waarvan hij weet of behoort te weten dat dit het accountantsberoep in diskrediet brengt of kan brengen.”
Hoogachtend,
Pieter Lakeman,
Directeur Swapschade BV
1 Bankiers & falende toezichthouders, van Pieter Lakeman, uitgeverij Aspekt, ISBN 9789463384858