Toelichting SOBI-voorzitter Pieter Lakeman voor Amsterdams Gerechtshof op schade van aandeelhouders Ahold

27 okt 2008

 

Mijnheer de Voorzitter, Geacht College,

De toelichting bestaat uit drie onderdelen:

1. de benadeling van Ahold aandeelhouders in het algemeen
2. de schade als gevolg van de ten laste gelegde feiten (inhoud en grondslag)
3. de achtergrond

Ad 1 Benadeling aandeelhouders Ahold in het algemeen

Meurs en Van der Hoeven hebben de beurskoers van Ahold opgeklopt door sinds 1999 de activa in Argentinië te hoog te waarderen, door sinds medio 2000 de resultaten van US-Foodservice te hoog weer te geven en door met onjuiste omzetconsolidatie het bestaan van niet aanwezige inkoopvoordelen te suggereren.

Toen Ahold op 24 februari 2003 de fraude bij US-Foodservice en de onjuiste integrale consolidatie bekend maakte daalde de beurskoers van 10 euro naar 3 euro. Vaak wordt vergeten dat de beurskoers in de twaalf voorafgaande maanden al gedaald was van 30 naar 10 euro. Die daling was veroorzaakt door het stapje voor stapje uitlekken van de overwaardering van Zuid-Amerikaanse activa, waardoor aandeelhouders grotere schade hebben geleden dan door de fraude bij US-Foodservice of de onterechte consolidatie. In totaal hebben 1 miljoen aandeelhouders meer dan 20 miljard euro schade geleden. De schade van het slachtoffer is veroorzaakt doordat hij meer voor zijn aandelen heeft betaald dan aandelen werkelijk waard waren. Meurs en Van der Hoeven hadden vanaf 1999 tot na de aankoopdatum van het slachtoffer de beurskoers met misleidende jaarrekeningen kunstmatig opgeblazen. Sinds Ahold op 24 februari 2003 de jarenlange misleiding van beleggers beëindigde door waarheidsgetrouwe informatie openbaar te maken geeft de beurskoers de werkelijke waarde van het aandeel weer.
Sommige aandeelhouders geloven dat Meurs en Van der Hoeven de grootste boosdoeners zijn. Andere aandeelhouders zijn van mening dat het wereldconcern Deloitte dat in bijna in alle landen ter wereld zijn deskundigheid aan de man brengt, de jaarrekeningen van ’s werelds grootste concerns controleert, centrale overheden over megaprojecten adviseert, beroepshalve het gebruik van sideletters adviseert en duizenden professionele medewerkers in dienst heeft, de hoofdschuldige is en dat Van der Hoeven en Meurs vergeleken bij dat bolwerk van financiële, juridische en economische knowhow slechts onbetekenende figuren zijn. Ook het slachtoffer is deze mening toegedaan. Hij betreurt het dat Deloitte niet mee is gedagvaard maar integendeel als het grootste slachtoffer wordt gepresenteerd. Dit is geen verwijt aan het adres van de advocaat-generaal die noodgedwongen met de erfenis van de Officieren van Justitie verder moest.

Ad 2 Schade als gevolg van ten laste gelegde feiten

Op 25 maart 2002, kort na het verschijnen van het jaarverslag 2001, kocht het slachtoffer 200 aandelen Ahold voor € 29,38 per stuk (exclusief kosten). Ik zal de schade als volgt toelichten.
1. Oplichting van de accountant
2. Valsheid in geschrifte
3. Onjuiste consolidatie/misleidende staat van baten en lasten         

1. Oplichting van de accountant  

1a          Kunstgrepen
Het ten laste gelegde houdt in dat Meurs en Van der Hoeven Deloitte met listige kunstgrepen hebben verleid tot het afgeven van goedkeurende accountantsverklaringen. Bij oplichting wil men het slachtoffer in het algemeen geld of geldswaardige zaken afhandig maken. Op de vraag in hoeverre de afhandig gemaakte accountantsverklaringen enige geldswaarde vertegenwoordigen kom ik terug.
De kunstgrepen zijn in belangrijke mate gebaseerd op valsheid in geschrifte, die een belangrijke rol speelt bij de schade door onjuiste consolidatie.
Of een combinatie van handelen en nalaten een listige kunstgreep vormt, hangt niet alleen af van de toegepaste technieken maar ook van de context waarin deze zijn toegepast. Het kennis-, begrips- en ervaringsniveau van het beoogde slachtoffer is onderdeel van die context. Bij overigens identieke kunstgrepen is een geestelijk gehandicapte eerder opgelicht dan een ervaren topaccountant.
1b          Aard van de sideletter
Medio 1998 stelt Deloitte voor het eerst aan Meurs voor een sideletter op te stellen. In de daaropvolgende correspondentie tussen Meurs en Deloitte, die enkele jaren in beslag nam, gebruikte Deloitte tot 28 februari 2001 onafgebroken de term sideletter. Pas op die datum gebruikt Deloitte voor het eerst de term controlletter. Voorzover valt na te gaan heeft Deloitte de term controlletter zelf uitgevonden. Controlletter klinkt legitiemer maar het blijft een sideletter. Het Openbaar Ministerie heeft de nieuwe term omhelst, met twee voorzienbare gevolgen: het feit dat Deloitte jarenlang om sideletters had gevraagd raakte op de achtergrond én er ontstond optisch een tegenstelling tussen enerzijds het beschaafde gedrag van Deloitte en anderzijds het verdachte gedrag van de voormalige bestuurders. Ik spreek verder over de eerste serie sideletters en de tweede serie sideletters.
Voor een sideletter geldt de volgende definitie:
Een sideletter is een bijbrief (die door dezelfde partijen tegelijk met de hoofdbrief wordt ondertekend) waarvan de inhoud een onlosmakelijk onderdeel is van de inhoud van de hoofdbrief (“de overeenkomst”) maar optisch de vorm van een apart document heeft omdat de contracterende partijen onderdelen van hun overeenkomst voor sommige derden geheim willen houden.
De inhoud van een sideletter is per definitie onderdeel van de inhoud van de hoofdovereenkomst en slechts naar fysieke vorm als separaat document opgesteld. Partijen stellen sideletters op wanneer zij onderdelen van hun overeenkomst voor bepaalde derden willen verbergen. Sideletters zijn in het algemeen gericht op partiële misleiding van derden.
Het achteraf opstellen van sideletters is per definitie onmogelijk. Later opgestelde stukken zijn geen sideletters maar op zijn hoogst afterletters. Het vragen naar sideletters was het vragen naar iets dat niet bestond en alleen reeds daarom verdacht is.
Medio 1998 wilde Deloitte, om integrale consolidatie van joint ventures goed te keuren, duidelijker bewijzen hebben van doorslaggevende zeggenschap van Ahold. Daarom vroeg Deloitte aan Meurs de aandeelhoudersovereenkomsten zodanig te wijzigen dat de zeggenschap in de joint ventures meer bij Ahold lag. Na vele maanden bleek dat de pogingen van Meurs om de aandeelhoudersovereenkomsten te wijzigen geen succes hadden. Toen wist Deloitte dat de partners in de joint ventures geen afstand wilden doen van hun zeggenschap. Dat wist Deloitte overigens al bij voorbaat omdat een 50% belang zónder zeggenschap minder waard is dan een 50% belang mét zeggenschap.
Toen Deloitte wist dat de aandeelhoudersovereenkomsten niet gewijzigd konden worden wilde Deloitte het doen voorkomen dat de aandeelhoudersovereenkomsten niet gewijzigd hoéfden te worden omdat ze eigenlijk al een andere inhoud hadden dan een normale lezer zou begrijpen. In werkelijkheid vroeg Deloitte om creatie van nieuwe, niet bestaande stukken die essentieel in strijd zouden zijn met bestaande overeenkomsten terwijl Deloitte wist dat de partners die overeenkomsten niet wilden wijzigen. Deloitte vroeg dus om creatie van stukken waarvan het wist dat deze in strijd met de werkelijkheid  zouden zijn.
Gezien de wijze waarop de eerste serie sideletters tot stand is gekomen kan Deloitte nooit geloofd hebben dat met die sideletters rechtsgeldig werd aangetoond dat de zeggenschap naar Ahold was verschoven. Het is daarom onmogelijk dat Deloitte is bedrogen. Ook uit de navolgende omstandigheden blijkt dat Deloitte niet bedrogen kan zijn.

1c       Eerste serie sideletters naar de vorm ongeloofwaardig
De aandeelhoudersovereenkomsten waren doorwrochte en gedetailleerde juridische stukken met heldere expliciete afspraken die van beide kanten van vele handtekeningen waren voorzien.
De door Deloitte gevraagde en goedgekeurde sideletters omvatten slechts door één persoon opgestelde interpretaties en bevatten geen expliciete wijzigingen in bestaande overeenkomsten. Deloitte wist dat wijziging van de aandeelhoudersovereenkomsten niet haalbaar was en nam toen maar genoegen met zogenaamde interpretaties die zogenaamd al bij het afsluiten van de aandeelhoudersovereenkomsten van kracht waren. Meurs was volgens het handelsregister bevoegd de vennootschap te binden maar het is ongeloofwaardig wanneer één persoon zonder schriftelijke volmacht van zijn mede ondertekenaars de door die mede ondertekenaars gesloten overeenkomst materieel gaat wijzigen. En het is zelfs zeer onaannemelijk dat de interpretatie van één persoon zonder schriftelijke volmacht ook als interpretatie van de mede ondertekenaars kan worden gezien. Iedere weldenkende lezer die moet kiezen tussen het waarheidsgehalte van de duidelijke aandeelhoudersovereenkomsten enerzijds en de onwaarschijnlijke interpretaties anderzijds, zal kiezen voor de geloofwaardigheid van de aandeelhoudersovereenkomsten. Ook Deloitte moet beseft hebben dat de eerste sideletters minder geloofwaardig waren dan de aandeelhoudersovereenkomsten.
Het was niet alleen Ahold dat goedkeurende verklaringen wilde hebben, het was ook Deloitte die graag goedkeurende verklaringen wilde géven.

1d          Deloitte controleert geen tegenstrijdige gegevens
Maar zelfs wanneer volgens deskundigen van Deloitte de sideletters even geloofwaardig waren als de aandeelhoudersovereenkomsten dan nog kon en mocht Deloitte geen geloof hechten aan de sideletters.
Een basisregel in de accountantscontrole houdt namelijk in dat wanneer een accountant bij zijn controle op tegenstrijdige gegevens stuit, hij aanvullende controlewerkzaamheden moet verrichten. Deze verplichting is opgenomen in de Richtlijnen Accountantscontrole (RAC). Deloitte beschikte na ontvangst van de eerste serie sideletters over stukken met tegengestelde inhoud. Daarom had hij nadere controlewerkzaamheden moeten verrichten. Het aangewezen controlemiddel zou volgens de RAC een door Deloitte zelf op te stellen en te verzenden brief aan de partners in de joint ventures zijn geweest met de vraag of zij na ondertekening van de aandeelhoudersovereenkomst hun zeggenschap aan Ahold hadden overgedragen. Deloitte heeft elke controle achterwege gelaten. Officieel moet ik verbaasd zijn maar het is duidelijk waarom Deloitte geen controle heeft verricht. Doordat Meurs en niet in geslaagd was de aandeelhoudersovereenkomsten te wijzigen wist Deloitte wat het antwoord op zijn vragen zou zijn: dat de zeggenschap niet gewijzigd was. Wanneer Deloitte met dat antwoord geconfronteerd zou worden zou het zorgvuldig door haar geconsolideerde kaartenhuis zijn ingestort.

1e          Eerste serie sideletters inhoudelijk ongeloofwaardig
Elke financiële adviseur,  ja zelfs elke nuldejaars student economie, weet dat zeggenschap in een joint venture geld waard is.
Deloitte heeft bij de controlewerkzaamheden gezien dat Ahold niets betaald had voor overdracht van zeggenschap. Daardoor wist Deloitte dat geen zeggenschap was overgedragen en dat de eerste serie sideletters vals was. Dat maakt het onmogelijk dat Deloitte met de sideletters is bedrogen.

1f           Europese commissie niet ingelicht
Toen Ahold een 50% deelneming in ICA wilde verwerven moest ze op grond van Europese mededingingsregels voor de transactie toestemming aan de Europese Commissie vragen. Ahold heeft in haar aanvraag verklaard “joint control” in de joint venture te zullen verwerven (prod 1). Op grond van die verklaring keurde de Europese commissie de transactie goed. Wanneer Ahold zou hebben meegedeeld dat ze doorslaggevende zeggenschap zou verkrijgen zou de Europese Commissie de transactie wellicht niet goedgekeurd hebben. De Europese mededingingsregels schrijven bovendien voor dat wanneer een joint control vervangen wordt door een full control, opnieuw toestemming aan de Commissie gevraagd moet worden. Ahold heeft niet opnieuw toestemming aan de Europese commissie gevraagd. Deloitte die deze regels volgens de voor accountants geldende controleregels moest kennen, heeft geen toestemming van de Europese Commissie voor de overgang naar full control gezien omdat die nooit gegeven is.

1g          Achterhouden tweede serie sideletters niet relevant
Deloitte wist, had althans moeten beseffen, dat de eerste serie sideletters vals was en is dus niet bedrogen. Deloitte had als economisch deskundige moeten beseffen dat de joint venture partners zich zouden willen beschermen tegen het risico dat hun aandelen door ondertekening van de eerste serie sideletters minder waard zouden worden. Getuige Mendoza van Bompreco heeft duidelijk gemaakt dat hij dat risico wilde vermijden en dat hij daarom een tweede sideletter had gevraagd. Mede omdat Deloitte wist dat Ahold niets betaald had voor de extra zeggenschap had Deloitte moeten aannemen dat de joint venture partners wel een tweede sideletter zouden opstellen die de eerste sideletter teniet zou doen. Deloitte had althans met die mogelijkheid rekening moeten houden.
Uw Hof heeft aan Meurs gevraagd waarom hij de tweede sideletter niet aan Deloitte heeft getoond. Meurs heeft mijns inziens in strijd met de hem bekende waarheid geantwoord dat hij dat niet meer wist. Het juiste antwoord zou mijns inziens zijn geweest dat wanneer hij de tweede serie sideletters aan Deloitte zou hebben getoond hij het Deloitte onmogelijk zou hebben gemaakt integrale consolidatie goed te keuren. Essentieel  voor het samenspel van Ahold en Deloitte was nu juist dat de tweede serie sideletters niet getoond zou worden. Ten overvloede merk ik op dat in de tweede serie sideletters slechts informatie te vinden was waarover Deloitte reeds beschikte, namelijk informatie die uitgebreid in de aandeelhoudersovereenkomsten te vinden was. Met de tweede serie sideletters is geen spatje informatie voor Deloitte verborgen gehouden.

1h.         Accountantsverklaringen niet voor sideletters afgegeven
Ook kan niet gezegd worden dat Deloitte zijn verklaringen heeft afgegeven op grond van de eerste serie sideletters. Deloitte heeft de goedkeurende accountsverklaringen afgegeven op grond andere feiten: de zeer prestigieuze benoeming door Koninklijke Ahold NV tot extern controlerend accountant en het feit dat zij er op kon vertrouwen dat haar declaraties door Ahold betaald zouden worden. Ahold was de bekendste Nederlandse klant van Deloitte en zulke klanten verliest een accountant niet graag.
Conclusie: Deloitte wist dat de eerste serie sideletters inhoudelijk vals was en moest beseffen dat er een tweede serie sideletters zou kunnen bestaan met dezelfde inhoud als de aandeelhoudersovereenkomsten. Deloitte is niet bedrogen en niet het slachtoffer geworden van listige kunstgrepen.

1i.          Accountantsverklaringen zijn niet gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer (artikel 326 wetboek van strafrecht)
Het Openbaar Ministerie heeft niet aangetoond dat de onderhavige accountantsverklaringen geldswaarde hadden. Deze lacune in de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie is enigszins begrijpelijk omdat de Raad van Tucht pas ná het rechtbankvonnis heeft bepaald dat de onderhavige accountantsverklaringen niet afgegeven hadden mogen worden. Aan accountantsverklaringen die zo inferieur van kwaliteit zijn dat ze niet afgegeven mogen worden, kan mijns inziens geen geldswaarde in het maatschappelijk verkeer worden toegekend. De advocaat-generaal zal alsnog moeten aantonen dat het om geldswaardige gegevens ging.
Conclusie: er is geen wederrechtelijk voordeel genoten.

1j.        Conclusie met betrekking tot oplichting
Daarmee staat vast dat Deloitte niet is opgelicht. Deze conclusie is voor de schadevordering van belang omdat het slachtoffer op grond van deze overtuiging zijn vordering tegen Van der Hoeven en Meurs wil matigen. Ik kom daarop terug.
2.       Valsheid in geschrifte

De schade die is veroorzaakt door de valsheid in geschrifte waarvan in de eerste serie  sideletters sprake is, valt samen met de schade door onjuiste consolidatie en wordt hierna toegelicht.
3.        Onjuiste consolidatie/misleidende staat van baten en lasten.

Het CBb heeft geoordeeld dat integrale consolidatie van de omzetcijfers van de joint ventures was toegestaan. Dat oordeel is gebaseerd op onvolledig feitenmateriaal. Klaagster SOBI beschikte bij het indienen van dat klachtonderdeel niet over voldoende relevant feitenmateriaal. Om dat aan te tonen is/wordt het volledige tuchtdossier in hoger beroep aan de griffier overhandigd.
Meurs bracht op 15 september 2008 naar voren dat consolidatie van omzetcijfers niet kon leiden tot het verkrijgen van extra inkoopkortingen. Het idee dat door integrale consolidatie extra inkoopkortingen verkregen konden worden was volgens Meurs “grote onzin”. De hoogte van de kortingen die bij leveranciers bedongen konden worden hing volgens Meurs af van de afgenomen hoeveelheden. Dat is ook algemeen bekend.
Andreae heeft eergisteren verklaard dat ICA zelfstandig inkocht. Daaruit volgt dat na het verwerven en het operationeel integreren van het ICA-belang geen hogere kortingspercentages verkregen zouden worden.
Een aandeelhouder mag minstens aannemen dat groepsmaatschappijen gezamenlijk inkopen. Door integraal te consolideren hebben Meurs en Van der Hoeven de lezers van de jaarrekening in de waan gebracht dat de geconsolideerde omzet gezamenlijk werd ingekocht en door het tonen van geconsolideerde omzetgroei hebben zij een potentiële groei van inkoopvoordelen gesuggereerd die in werkelijkheid niet bestond.
Nu de grootte van het effect. Andreae heeft verklaard dat de inkoopvoordelen die Ahold in Europa had enkele tientallen miljoenen euro’s per jaar bedroegen. Dat betekent minder dan 90 miljoen maar meer dan 20 miljoen. Een bedrag van 40 miljoen euro komt bescheiden en aannemelijk over. In 1999 was de Europese omzet van Ahold exclusief Schuitema (dat zoals algemeen bekend was totaal zelfstandig opereerde) € 8,3 miljard. De omzet van ICA bedroeg € 6,7 miljard. Die moet dus inkoopvoordelen van ongeveer € 32 miljoen hebben behaald. De separate inkoopvoordelen van Ahold Europa en ICA bedroegen dus 72 miljoen per jaar. Bij gezamenlijke inkoop zou het gekochte volume bijna verdubbeld zijn. Volgens kenners in de branche zou met een bijna verdubbeling van het inkoopvolume op dit inkoopniveau minstens 25% hogere inkoopkortingen verworven kunnen worden. Dat is € 18 miljoen extra per jaar. Daarmee zou het resultaat vóór belastingen over 1999 ad € 1048 miljoen met 1,8% zijn verbeterd. Door de onterechte consolidatie en de misleidende toelichting op de geconsolideerde omzet  zijn aandeelhouders in de waan gebracht dat de toekomstige winst 1,8% hoger zou zijn. Daardoor is de beurskoers die immers is gebaseerd op de verwachte toekomstige winsten, met 1,8% opgeblazen.
Het slachtoffer had zonder deze misleiding niet € 29,38 maar slechts € 28,86 per aandeel hoeven te betalen[1]. Dat is 52 eurocent minder. Zijn schade door de onjuiste consolidatie en de misleidende toelichting bij de geconsolideerde omzet is dus 52 eurocent per aandeel.
4.        Aan Meurs en Van der Hoeven verwijtbare deel van de schade

Meurs en Van der Hoeven zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Het slachtoffer acht het echter onredelijk het totale schadebedrag op Meurs en Van der Hoeven te verhalen. Zonder de initiërende rol van Deloitte zouden Meurs en Van der Hoeven de onderhavige jaarrekeningen zeker niet gepubliceerd hebben. Daarom vraag ik uw Hof namens het slachtoffer om Meurs en Van der Hoeven gezamenlijk te veroordelen tot vergoeding van de helft van de schade dus tot betaling van 26 eurocent per aandeel ofwel € 52 in totaal, te voldoen door overmaking van dit bedrag op een door het Openbaar Ministerie aan te geven bankrekeningnummer.

5.        Slachtoffer niet gebonden aan buitenlandse schikkingen

Het slachtoffer heeft zich niet bij enige schikking aangesloten, ook niet bij de schikking die Entwistle & Capucci met Meurs, Van der Hoeven, Ahold en anderen is aangegaan. Meurs en Van der Hoeven zullen wellicht betogen dat het slachtoffer desondanks aan de schikking is gebonden omdat een lokale rechter in Maryland heeft beslist dat alle aandeelhouders over de hele wereld aan die schikking gebonden zijn met uitzondering van de aandeelhouders die zich schriftelijk bij de administrateur van die recht Bank hebben afgemeld.
Dat standpunt zou onjuist zijn omdat artikel 6 van het EVRM en artikel 17 van de Nederlandse grondwet iedereen het recht toekennen zelf naar de rechter te stappen. Noch volgens Nederlands recht, noch volgens Europese recht, is iemand die geen partij is geweest in een geschil tussen andere partijen aan de uitkomst van dat geschil gebonden (de enige uitzondering die de Nederlandse wet kent met betrekking tot massa claims heeft uitsluitend betrekking op stichtingen en verenigingen met een specifiek doel en daarvan was bij de Entwistle-schikking geen sprake). Ik verwijs naar een brief die professor De Boer op verzoek van Ahold bij de rechter van Maryland heeft ingediend en waarin dit standpunt uitgebreid onderbouwd is weergegeven. Deze brief is/wordt aan uw griffier overhandigd.

Ad 3 Achtergronden van de schadevordering

De strafzaak draait in wezen om oplichting van Deloitte.
Partijen die zijn opgelicht doen in het algemeen geen zaken meer met hun oplichter. Deloitte is echter onverminderd de jaarrekeningen van Ahold blijven controleren en haar inkomsten uit de controle zijn zelfs sterk gestegen. Dat wijst meer op samenwerking dan op oplichting. Ik zei reeds de keuze van het Openbaar Ministerie om de oud-bestuurders voor oplichting van de accountant te vervolgen ongelukkig te vinden.
Om te voorkomen dat aandeelhouders Ahold bij het indienen van schadeclaims tegen Deloitte geconfronteerd zouden worden met het verweer dat Deloitte zelf was opgelicht heb ik het Openbaar Ministerie op 25 mei 2005 schriftelijk verzocht (prod 2) het ten laste gelegde feit van oplichting in te trekken. Op die brief heb ik geen antwoord ontvangen.
In 3 maart 2006 heb ik het Openbaar Ministerie gevraagd een strafvervolging tegen Deloitte in te stellen (prod 3). Die brief is wel beantwoord. Het Openbaar Ministerie schreef op 13 juli geen redenen te zien Deloitte te vervolgen omdat Deloitte zelf was opgelicht (prod 4). Mijn daaropvolgende brief van 26 juli 2006 (prod 5) heeft het Openbaar Ministerie niet op andere gedachten gebracht.
Het Openbaar Ministerie had kunnen voorzien dat de rechtbank zijn eis zou volgen. Tezamen met het jegens SOBI geformuleerde standpunt volgt daaruit dat het Openbaar Ministerie willens en wetens het grote risico heeft aanvaard dat het, door de tenlastelegging van oplichting, alle aandeelhouders Ahold zou benadelen. Het Openbaar Ministerie had bij zijn vervolgingsbeleid juist terdege rekening moeten houden met de belangen van benadeelde partijen.
Vervolging wegens oplichting is in heftige strijd met het opportuniteitsbeginsel. Het slachtoffer is van mening dat het Openbaar Ministerie met betrekking tot de ten laste gelegde oplichting niet ontvankelijk verklaard moet worden.
Ik heb van bevoegde zijde vernomen dat minister Donner zich persoonlijk met het onderhavige strafdossier heeft bezig gehouden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om Deloitte niet te vervolgen en verdachten wél te vervolgen wegens oplichting van Deloitte is dus uiteindelijk een politieke beslissing geweest. Door deze beslissing is de onderhavige strafprocedure in feite een proces geworden dat ertoe zou strekken de onschuld van Deloitte boven alles te bewijzen.
Na 24 februari 2003 waren de banken slechts bereid Ahold te blijven financieren wanneer Deloitte een aantal jaarverslagen van dochterondernemingen zou goedkeuren. Door die  eis lag het lot van Ahold, leven of dood, in handen van Deloitte. Niets is aannemelijker dan dat toen is afgesproken dat Ahold geen kritiek op Deloitte zou uitoefenen en de schuld op Van der Hoeven en Meurs zou worden geconcentreerd.
Omstreeks april 2003 lanceerde de toenmalige advocaat van Ahold een geslaagde afleidingsmanoeuvre door zijn cliënt Ahold bij het Openbaar Ministerie te beschuldigen van valsheid in geschrifte en onjuiste consolidatie en ook te suggereren dat het Openbaar Ministerie maar een strafvervolging tegen zijn cliënt zou moeten instellen.
Sinds deze beschuldiging op 14 april 2003 op de voorpagina van het Financieele Dagblad verscheen zijn de fraudes die de maatschappelijke beroering hebben veroorzaakt en waarom het eigenlijk ging, de fraude bij US-Foodservice en de overwaardering van Disco, vrijwel uit de media verdwenen en is de Ahold-zwendel tot een consolidatievraagstuk gemarginaliseerd.
Het Openbaar Ministerie heeft inderdaad nauwelijks meer gedaan dan aan het verzoek van Ahold te voldoen.
Op 8 oktober hebben we van Meurs gehoord dat hij door betaling van € 600.000 aan Ahold in financiële spanningen was geraakt. Van der Hoeven heeft in het kader van zijn schikking met Ahold € 5.000.000 betaald. Dat waren duidelijk compromis-bedragen. De aangerichte schade was namelijk veel groter.
In de gegeven omstandigheden zou het niet meer dan logisch zijn geweest wanneer Ahold de met Deloitte gemaakte afspraken als een soort kettingbeding aan Meurs en Van der Hoeven zou hebben opgelegd. Dat zou ook het merkwaardige verschijnsel verklaren dat de verdachten inmiddels wel elkaar beschuldigen maar dat geen der verdachten de beschuldigende vinger naar Deloitte heeft uitgestoken, zelfs ondanks mijn faxbrief van 9 april 2006 aan een van hun advocaten (prod 6).

P.T. Lakeman

 

Geef een antwoord