Pleitnota van Pieter Lakeman tegen Aegon CFO Nooitgedagt

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zitting 28 februari 2012
procedure nummer: AWB 10/461 TK
Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie SOBI
tegen
De Heer drs J.J. Nooitgedagt RA
Gemachtigden: Mr. H.J.Th. Biemond en
Mr. B.C.G. Jennen
Geacht college,
Alle klachtonderdelen houd ik overeind.
Het eerste klachtonderdeel luidde als volgt:
‘Nooitgedagt heeft de goede naam van het accountantsberoep beschadigd door (zonder de
voorgeschreven wachttijd van twee jaar) van Ernst & Young naar een van de bekendste
controlecliënten – Aegon – over te stappen en daar financieel directeur te worden.’
Deze beschadiging van de naam houdt in dat Nooitgedagt de voor de beroepsuitoefening
essentiële reputatie van onafhankelijkheid in schijn van de externe controlerende
accountants heeft aangetast. Dat heeft de Raad van tucht onvoldoende doorzien, waardoor
ze tot haar onjuiste oordeel is gekomen. In tegenstelling tot deze brede formulering hebben
de andere klachtonderdelen een veel smallere en meer juridische detaillering.
De Raad heeft ten onrechte miskend dat het eerste breed geformuleerde klachtonderdeel
ook de onafhankelijkheid in schijn omvat.
Betrokkene stelt in zijn verweer (m.b.t. grief 7) ten onrechte dat de onafhankelijkheid in
schijn (voor het aanzien van het beroep de meest essentiële onafhankelijkheid) niet
onderdeel van enige klacht tegen betrokkene uitmaakt. Betrokkene volgt daarmee de Raad
in haar te beperkte uitleg van het eerste klachtonderdeel.
Algemeen geldt dat het accountantsberoep in diskrediet wordt gebracht wanneer een
(vooraanstaande) accountant binnen korte tijd van een controlerend accountantsbureau
overstapt naar een controlecliënt. De vraag kan opgeworpen ‘Wat is kort?’2
Wanneer een accountant bijvoorbeeld 10 jaar na zijn werkzaamheden bij een controlerend
accountantskantoor een vooraanstaande functie bij een controlecliënt van zijn
oorspronkelijke accountantskantoor aanvaardt zal het publiek dat acceptabel vinden.
Doordat het publiek dat acceptabel acht wordt door die stap de goede naam van het
accountantsberoep niet beschadigd. Datzelfde geldt waarschijnlijk ook nog wanneer die
overstap na negen jaar zou hebben plaatsgevonden.
Enkele regelmakers in de accountantswereld hadden de Amerikaans aandoende behoefte
om een vast getal te presenteren. Er is gekozen voor een termijn van twee jaar.
Vooral in de Verenigde Staten hebben zich een aantal jaren geleden opzienbarende
functiewisselingen voorgedaan waarbij accountants en financiële directeuren bij elkaar in –
en uitliepen. Dat heeft op het publiek geen goede indruk gemaakt en zelfs de indruk gewekt
dat controlerende accountants niet echt onafhankelijk waren van de gecontroleerde
bedrijven. Wanneer je soepel was kon je immers later een leuke functie bij je controlecliënt
krijgen.
Begrijpelijk is dat officiële accountantsorganisaties niet gelukkig waren met het afnemende
imago van de beroepsgroep als gevolg hiervan. Dit heen-en-weer springen speelde zich een
aantal jaren geleden af, onder meer bij Enron.
Sindsdien zijn er echter nog veel belangrijker ontwikkelingen aan de orde geweest. Door de
eerste (voornamelijk Amerikaanse) kredietcrisis van 2007 werd duidelijk dat veel financiële
instellingen, zelfs wereldwijd gezien, opgeblazen balansen hadden met aanzienlijk te hoge
vermogens en te hoge resultaten waarvan de jaarrekening niettemin door grote
internationale accountantsorganisaties was goedgekeurd. Daardoor is het maatschappelijk
aanzien van de accountants wereldwijd veel sterker gedaald dan door de Enronaffaire en
andere affaires die nog enigszins als incidenteel omschreven konden worden. Door de
systematische onterechte goedkeuringen van banken en verzekeraars in de Verenigde
Staten en in mindere mate in Europa is het geloof in accountantsverklaringen nog veel
sterker achteruitgegaan. En ook de maatschappelijke relevantie van de beroepsgroep heeft
door die bedrijfstakbrede en systematische reeks van blunders een grote slag gekregen.
Nog erger is het geworden bij de tweede kredietcrisis, de Europese kredietcrisis, die in 2010
zichtbaar werd. Het is een publiek geheim dat een aantal van de grootste Europese banken
technisch failliet is en in leven wordt gehouden door de nationale overheden en/of door de
Europese Centrale Bank. Al die banken tonen vrij florissante jaarrekeningen met zeer
florissante goedkeurende verklaringen van de externe accountant. Daar besteedt echter
nauwelijks iemand meer aandacht aan.
Wanneer in de media wordt gesproken over financiële oordelen wordt alleen nog maar
aandacht besteed aan de ratingbureaus, S&P, Moody’s en Fitch. Deze bureaus, hoe dubieus
die overigens soms blijken te werken, zijn maatschappelijk maatgevend geworden bij de 3
beoordeling van financiële situaties, zij het sinds 2009 voornamelijk van Nationale
overheden.
De maatschappelijk relevante rol van de accountantsbureaus is ziek. Een klein deel van het
publiek gelooft nog in relevantie en onafhankelijkheid van de externe controlerende
accountant. Wanneer het gedrag van Nooitgedagt door uw College wordt goedgekeurd,
wordt ook dat stukje vertrouwen in de onafhankelijkheid van de externe accountants
aangetast. Voor Nooitgedagt maakt dat niet veel uit want hij, en zijn advocaten, kijken
natuurlijk alleen naar het persoonlijke belang van de heer Nooitgedagt. Het is echter de taak
van de Raad van tucht, en ook van uw College, om het geloof in de onafhankelijkheid van de
accountants overeind te houden. De Raad van tucht is in essentie tekortgeschoten door de
onafhankelijkheid in schijn, de meest relevante perceptie, bij haar oordeelsvorming te
negeren. Ze heeft zich laten verleiden tot het volgen van de juridisch gekunstelde en voor de
kernvraag niet relevante redenaties van betrokkene.
Deze juridische redenaties zijn onder andere gebaseerd op het onderscheid tussen een
controlerend accountantsbureau en de houdstermaatschappij van dat accountsbureau. Het
publiek, waaronder waarschijnlijk zelfs vele bestuurders van beursvennootschappen, zijn
niet eens op de hoogte van het bestaan en het onderscheid van beide elementen. Deze
armzalige uitleg van de regels leidt tot voor het publiek onacceptabele conclusies. De
minimuminterpretatie van, naar we moeten aannemen goed bedoelde, regels is voor het
relevante publiek niet te volgen. De reactie zal zijn dat het heen-en-weer springen van
accountants naar vette functies bij controlecliënten is toegestaan en dat de
onafhankelijkheid van controlerende accountants weinig tot niets inhoudt.
Het is aan uw College te bepalen of we hier voor een stukje stervensbegeleiding bij elkaar
zijn gekomen of dat er een kleine wederopstanding van de goede naam van het
accountantsberoep zal plaatsvinden.
Pieter Lakeman,
voorzitter SOBI

Geef een antwoord