Pleidooi Pieter Lakeman in tuchtklacht tegen de accountant van Henry Keizer, Marcel de Kimpe van EY

Pleidooi Pieter Lakeman in tuchtklacht tegen de accountant van Henry Keizer, Marcel de Kimpe van EY


Geacht college, mijnheer de voorzitter,

De wijze waarop u zojuist de klacht van SOBI heeft samengevat is mijns inziens te beknopt. De klacht houdt niet slechts in dat er ten onrechte jaarrekening-fouten zijn goedgekeurd. Ik zal mijn pleidooi niet beperken tot die technische details. In mijn pleidooi zal ik juist een toelichting geven op de kern van de klacht: het feit dat De Kimpe heeft toegelaten dat de vereniging werd benadeeld. Dat is het belangrijkste onderdeel van de klacht. Om dat duidelijk te maken lees ik de 2e volzin van de klacht voor:  

 

Klachtonderdeel 1 houdt in dat betrokkene onware verklaringen bij de jaarrekening 2012 van B.V. Beheermaatschappij de Facultatieve en de jaarrekening 2012 van de Facultatieve Groep B.V. heeft afgelegd en daarmee ernstige financiële benadeling van de Koninklijke vereniging voor Facultatieve Crematie minder zichtbaar heeft gemaakt.

 

Het gaat erom dat De Kimpe de financiële benadeling van de vereniging minder zichtbaar heeft gemaakt. Dit staat er werkelijk in alle duidelijkheid en maakt onderdeel van de klacht uit.

 

Hierna zal ik enkele facetten toelichten. Elementen uit de klacht die niet worden toegelicht worden wel gehandhaafd.


Positie van De Kimpe binnen EY Accountants LLP
Sinds de Wet toezicht accountantsorganisaties op 1 oktober 2006 van kracht werd mogen wettelijke controles slechts uitgevoerd worden door accountants die verbonden zijn aan een accountantsorganisatie met een AFM-vergunning. De Kimpe bezit geen vergunning maar staat in het AFM-register wel ingeschreven als ‘extern accountant’ en mag namens EY controleverklaringen afgeven, ook in het OOB-segment.  

Vergunninghouder Ernst & Young Accountants LLP heeft De Kimpe aangewezen om de jaarrekeningen 2008 – 2014 van de Koninklijke Vereniging voor Facultatieve Crematie (Vereniging) te controleren, inclusief haar 100% deelneming BV Beheermaatschappij De Facultatieve (Beheermaatschappij) en haar tientallen deelnemingen waaronder de Facultatieve Verzekeringen NV, een OOB onderneming.

God heeft 2 werelden geschapen: de juridische wereld en de échte wereld. Historisch gezien heeft het accountantsberoep dit onderscheid als geen andere maatschappelijke groepering ingezien. Daar wordt een vergelijkbaar onderscheid gemaakt tussen de Substance en de Form. Omdat ik de Substance belangrijker vindt begin ik daarmee.

A. Substance

 

Art. 326 Wetboek van Strafrecht omschrijft oplichting als volgt:

‘Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, […] hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed […] tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.’

Art. 48 Wetboek van Strafrecht bepaalt dat als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft: Zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf en zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.’

De Kimpe verhult dat de klant wordt opgelicht
Het 1e klachtonderdeel houdt in dat De Kimpe heeft meegewerkt aan het verhullen van de benadeling van de klant, de Vereniging. Dit impliceert de stelling dat De Kimpe wist dat de klant werd benadeeld. De Kimpe wist inderdaad dat de vereniging met onjuiste en onvolledige waarderingsrapporten door bestuursleden van de vereniging en door managers van de Beheermaatschappij, althans Keizer, bij de verkooptransactie werd en was opgelicht.

De Kimpe wist dat de valse waarderingsrapporten van BDO corporate finance, Borrie corporate finance en een concept van Deloitte aan de verkooptransactie behulpzaam waren geweest. Dit blijkt uit randnummer 16 van zijn verweerschrift:

‘Verweerder heeft toen hij vernomen had dat de Transactie zou plaatsvinden zowel het kopende management als het bestuur van de Vereniging als verkoper aan tafel geroepen teneinde zicht te krijgen op de beweegredenen van partijen en de Transactie. […] Toegelicht is ook dat bij de gesprekken tussen partijen onder meer gebruik was gemaakt van drie waarderingsrapporten van onafhankelijke deskundigen. Verweerder heeft toen vastgesteld dat beide partijen goed geïnformeerd waren, achter de gesloten overeenkomst stonden en dat binnen de Vereniging een zorgvuldige besluitvormingsprocedure had plaatsgevonden.’

Er kan niet over drie waarderingsrapporten worden gesproken omdat een der rapport een concept was.

De deskundigen waren uitgezocht en betaald door hun opdrachtgevers en ontvingen ook de cijfermatige input van hun opdrachtgevers. Ook accepteerden de deskundigen dat de door hen te gebruiken waarderingsgrondslagen door de kopers werden voorgeschreven. De deskundigen waren dus niet onafhankelijk.

De Kimpe wist dat de rapporten gebaseerd waren op verdichtselen en valse informatie die door het bestuur van de vereniging en de beoogde kopers aan de waardeerders waren verstrekt.

De stelling dat binnen de vereniging een zorgvuldige besluitvormingsprocedure had plaatsgevonden is onjuist. Door de oplichting voor de vereniging en haar leden te verhullen, onjuiste jaarrekeningen van een goedkeurende verklaring te voorzien, fraudemeldingen achterwege te laten en onwaarheden in zijn verweerschrift op te nemen heeft De Kimpe alle fundamentele beginselen van de accountancy aan zijn laars gelapt: integriteit, vakbekwaamheid, objectiviteit, onafhankelijkheid en professionaliteit.

 

Smoking guns

Men hoeft de waarderingsrapporten maar met een half oog te lezen om te zien dat de vereniging bij de verkooptransactie werd opgelicht.

1 BDO corporate finance
De opdracht voor dit rapport werd op 3 mei 2012 gegeven door de Raad van Bestuur van de Beheermaatschappij (de kopende partij) en bevat onder meer de volgende tekst:

‘Deze waardebepaling is uitgevoerd in het kader van de opdracht d.d. 3 mei 2012 die door de Raad van Bestuur van de Facultatieve is verstrekt aan BDO CF. Het doel van het rapport is om de Raad van Bestuur van de Facultatieve een grove indicatie te geven van de waarde van 100% van de aandelen in deze vennootschap exclusief Facultatieve verzekeringen N.V. en Boenninghausen Onroerend Goed BV. […]

De waardebepaling is uitgevoerd op hoofdlijnen waarbij er alleen doorrekening heeft plaatsgevonden op de aangeleverde interne cijfers (onderstreping door SOBI) en de toelichting daarop.’

Op het 1e gezicht was voor elke lezer van dit rapport al duidelijk dat belangrijke activa in opdracht van de kopers op 0 gewaardeerd moesten worden. De Kimpe had alleen reeds op grond van dit feit moeten constateren dat er geen sprake was van een integere gang van zaken.

Valse prognoses

BDO rapporteert onder de kop aandachtspunten dat het management als “resultaat deelnemingen” voor 2012 een verlies van € 188.000 heeft geprognosticeerd en dat BDO dit cijfer als uitgangspunt heeft genomen voor de berekeningen van het gemiddeld resultaat voor de periode 2013-2016.

Deze prognose is een verdichtsel in de onderhavige oplichting. De eerder gerealiseerde resultaten op deelnemingen (na belasting) zagen er namelijk als onderstaand uit:

2008: € 4.276.000
2009: € 6.039.000
2010: € 7.885.000
2011 € 6.121.000
Gemiddeld over 2008 t/m 2011 € 6.080.250

prognose 2012 € –  188.000
realisatie 2012 € 7.741.000

Een prognose verlies van € 188.000 is een verdichtsel in de zin der wet. Dit cijfer staat haaks op alle eerder op deelnemingen gerealiseerde resultaten.  

Beseft moet worden dat tijdens het afgeven van de prognose al ruim 1/3 van het boekjaar 2012 was verstreken, en al meer dan € 2.000.000 winst was gerealiseerd. Toen De Kimpe in december 2012 het bestuur en het management voor een gesprek uitnodigde was het boekjaar reeds vrijwel verstreken en het jaarresultaat van € 7,7 miljoen dus bekend. De Kimpe wist tijdens zijn gesprek dat op de deelnemingen een resultaat van meer dan € 7 miljoen was gerealiseerd. Dat hij desondanks het verdichtsel dat een verlies van € 188.000 zou zijn geleden, accepteerde als basis voor waardering van de aan kopers over te dragen activa toont aan dat De Kimpe slechts de belangen van het management wilde dienen en geenszins geïnteresseerd was in waarheid, eerlijkheid of integriteit.

In zijn verweerschrift onder randnummer 10 stelt De Kimpe dat er sterk verlieslatende activiteiten waren maar die waren er niet. Deze mededeling uit het verweerschrift moet beschouwd worden als een aanvullend verdichtsel waarmee De Kimpe enige steun wil geven aan het verdichtsel dat een verlies van € 188.000 over 2012 aannemelijk zou zijn.

Er is niets gebleken omtrent verlieslatende activiteiten van de deelnemingen. Dat de Beheermaatschappij (een zuivere houdstermaatschappij die zelf geen operationele activiteiten ontplooide) zelf het presteerde om jaarlijks gemiddeld € 6.000.000 verlies bij elkaar te fietsen is interessant maar heeft geen invloed op de winstgevendheid van de deelnemingen waarin de activiteiten plaatsvonden.

In voetnoot 2 van het verweerschrift stelt De Kimpe dat het gemiddeld resultaat over de jaren 2008 -2011 € 2,17 miljoen was. Het resultaat van de deelnemingen, waarin de operationele activiteiten waren ondergebracht, over die jaren was echter € 6,08 miljoen na belasting, dus bijna het drievoudige.

Op nihil gewaardeerde activa aan kopers geleverd

De Kimpe wist dat de activa die buiten de waardebepaling gelaten werden (Facultatieve Verzekeringen N.V. en Boenninghausen Onroerend Goed BV) wél aan de kopers geleverd zouden worden. Toen de jaarrekeningen 2012 van de Facultatieve Groep op 4 juni 2013 werd vastgesteld wist De Kimpe (die de jaarrekening niet voor die datum had goedgekeurd) dat de kopers de op nihil gewaardeerde verzekeringsactiviteiten in mei 2013 voor ca. € 9 miljoen hebben verkocht. De vennootschap zélf werd behouden en na verkoop van de verzekeringsportefeuille omgedoopt in Facultatieve Real Estate B.V.

2 Borrie corporate finance

Netto vermogenswaarde optisch met € 6,6 miljoen verlaagd

Ook uit bladzijde 5 van het rapport van Borrie corporate finance blijkt dat de verzekeringsactiviteiten niet gewaardeerd moesten worden. Daar valt onder meer te lezen:  

‘De netto-vermogenswaarde van aandelen (geabstraheerd voor de “verzekeringsactiviteiten”) is als volgt te berekenen:

 

  • Netto-vermogenswaarde per 31 december 2011 (pag. 15)                  € 21.118.967
  • Netto-vermogenswaarde deelneming “verzekeringsactiviteiten”           € 6.091.634 -/-

 

                                                                                                                        € 15.027.333

 

  • Actieve belastinglatentie “verzekeringsactiviteiten” per 31-12- 2011  € 520.832 -/-
  • Netto-vermogenswaarde van de aandelen (geabstraheerd voor de
    “verzekeringsactiviteiten” per 31 december 2011                                  € 14.506.501’

 

Uit het rapport Borrie blijkt dat de netto vermogenswaarde door het op nihil waarderen van de verzekeringsactiviteiten met € 6.612.466 naar beneden werd gedrukt. Ook dat wist De Kimpe.

3 (concept) rapport Deloitte

Verdichtsel over niet te leveren deelnemingen

Dit conceptrapport is op verzoek van het bestuur van de Vereniging opgesteld. De 3e en 4e alinea van blz. 22 van het rapport luiden:

‘Het management van Beheermaatschappij heeft haar interesse kenbaar gemaakt om 100% van de aandelen van De Facultatieve (Beheermaatschappij exclusief Facultatieve Verzekeringen N.V. en exclusief Boenninghausen Onroerend Goed BV) te verkrijgen via een management buy-out.’

Dit rapport bevat een ander verdichtsel: Het management zou geen interesse hebben in de Facultatieve Verzekeringen N.V. en Boenninghausen Onroerend Goed BV. Dit verdichtsel zou als argument gebruikt kunnen worden voor een ander oplichtingselement: het op nihil waarderen van deze deelnemingen.

Klachtonderdeel 2 Ernst & Young verzuimt fraudemeldingen te doen
Dat de verzekeringsactiviteiten en Boenninghausen niet aan het management verkocht en geleverd zouden worden, is een verdichtsel. De Kimpe wist uit eigen waarneming dat het kopende management ook die belangen zou overnemen en ook daadwerkelijk heeft overgenomen.

De Kimpe zag dat de Vereniging door haar bestuur en het management van haar onderneming werd opgelicht. Hij had de transactie met een professioneel kritische instelling moeten analyseren en moeten constateren dat binnen de Vereniging geen integere en zorgvuldige besluitvormingsprocedure had plaatsgevonden. Vervolgens had De Kimpe met een professioneel kritische instelling moeten constateren dat het management van de beheermaatschappij met het bestuur van de vereniging tezamen de vereniging hadden opgelicht. Tenslotte had De Kimpe alle organen van de Vereniging er schriftelijk op moeten wijzen dat hier geen sprake was van een zorgvuldig of integer proces.

Wanneer een vereniging als deze op het punt staat zijn gehele sinds 1874 opgebouwde bezit met verdichtselen en valse waarderingsrapporten voor een prikkie aan het zittende management te verkopen, is er voor een externe accountant maar één oplossing: los van wat de statuten voorschrijven zal hij alle organen van de onderneming schriftelijk moeten informeren over hetgeen het bestuur voornemens is te besluiten en moeten wijzen op de noodzaak de geplande transactie (de oplichting) af te blazen. Wanneer de accountant vervolgens constateert dat de transactie niet wordt afgeblazen moet hij de fraude bij het daarvoor bestaande meldpunt (FIU) aanmelden. De Kimpe heeft dit achterwege gelaten en daarmee zijn belangrijkste wettelijk verankerde publieke taak ernstig verwaarloosd. De wettelijke verankering van de accountantscontrole is in het leven geroepen voor stakeholders die niet in staat zijn zelf controle uit te oefenen op de handel en wandel van bestuur of management.

In zijn verweerschrift (voetnoot 25) stelt De Kimpe dat een externe accountant alleen witwassen of financiering van terrorisme moet melden en dat de klant de andere fraudemeldingen moet doen. Dit is onjuist. De door hem bedoelde meldingen betreffen slechts de meldingen voor ongebruikelijke transacties. Voor die transacties heeft de accountant uit hoofde van de Wuft een meldplicht. Daarnaast moet de accountant fraudes melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU) voor alle fraudes die door zijn klant zijn doorgezet, al dan niet nadat de accountant de verschillende organen van zijn klant voor die fraudes schriftelijk gewaarschuwd had.

Indien zich gebeurtenissen voordoen die een bedreiging vormen voor de integere en beheerste bedrijfsvoering van een accountantsorganisatie dient die accountantsorganisatie de AFM onverwijld in te lichten en moet tevens aan de AFM meegedeeld worden dat de zaak intern wordt onderzocht. Deze meldingsplicht heet ook wel incidentmelding accountants bij de AFM en vindt zijn oorsprong in art 21 Wta en uitwerking in de Bta 32/34.

Verkoop aan het Management met verdichtselen onderbouwd
Het bestuur van de Vereniging zou zich in 2012 gerealiseerd hebben dat het statutaire doel was bereikt en geld nodig te hebben om andere goede doelen te financieren. In werkelijkheid was verkoop van het concern niet nodig om over € 12 miljoen te kunnen beschikken. De Beheermaatschappij had 1 december € 35.657.237 in kas en had dus makkelijk € 12 miljoen dividend aan de Vereniging kunnen uitkeren en de onderneming in eigendom kunnen houden. Nu is dat bedrag als dividend aan de koper, de Facultatieve Groep BV, uitgekeerd, die bovendien ook de onderneming kreeg.

Het bestuur wist dat het opsplitsen en in onderdelen verkopen een hogere opbrengst zou kunnen geven. Om toch aan Keizer c.s. te kunnen verkopen bedacht men dat het maatschappelijk gewenst was de zaak bij elkaar te houden. Ook dat was een verdichtsel want het bestuur wist al voor dat de verkooptransactie was voltooid dat Keizer c.s. bezig waren de verzekeringsactiviteiten te verkopen (niet de maatschappij zelf; daar zat ook onroerend goed in).

B. Form
In zijn verweerschrift stelt De Kimpe dat hij slechts een beperkte controleopdracht had en dat zijn accountantsverklaring slechts voor een beperkte groep bedoeld was. Deze stelling is onjuist maar zelfs wanneer die juist zou zijn niet ter zake. Ook accountants met een beperkte controleopdracht moeten zich aan de geldende normen houden. De Kimpe had een standaard controleopdracht.

Onware verdediging van De Kimpe
De Kimpe wist dat de waarderingsrapporten op onjuiste cijfers en onjuiste uitgangspunten waren gebaseerd. De Kimpe wist dat er geen sprake was van een integer en zorgvuldig proces. Het is niet integer dat het bestuur van een vereniging akkoord gaat met verkoop van haar onderneming onder voorwaarde dat belangrijke activa gratis worden weggegeven zonder dat de leden van de vereniging daarover worden ingelicht. Het is niet integer om te spreken van onafhankelijke, deskundige waardebepalingen wanneer je weet dat de rapporten op onjuiste cijfers zijn gebaseerd. Het is niet integer om te stellen dat de waarderingsrapporten zijn opgesteld door deskundigen van “accountantsbureaus” wanneer je weet dat geen van die rapporten door een accountant is opgesteld.

De jaarrekeningen voldeden aan geen enkele eis. De Kimpe was sinds 2008 de controlerende accountant van de Beheermaatschappij, kende de concernstructuur en alle binnen- en buitenlandse dochters. De Kimpe had ook zicht op omvang en waarde van de bezittingen.

Uit de door De Kimpe goedgekeurde jaarrekeningen bleek niet dat grote delen van de onderneming op expliciet verzoek van het bestuur en Keizer c.s. op 0 gewaardeerd waren en gratis aan het management cadeau waren gedaan.

 

Verdediging niet relevant en onjuist
De Kimpe verdedigt zich met de stelling dat de transactie voor hem een voldongen feit was en dat hij noch bij de onderhandelingen, noch bij het tot stand komen van de transactie, noch bij de prijsvorming een rol had gespeeld. Dat alles is niet relevant. De Kimpe had de gevolgen van de transactie correct in de jaarrekening moeten laten opnemen of een afkeurende verklaring moeten afgeven en hij had het fraudemeldpunt moeten inlichten. Dat staat los van de vraag of de transactie voor De Kimpe een voldongen feit was en los van de vraag of De Kimpe bij de onderhandelingen of bij het totstand komen van de transactie of bij de prijsvorming betrokken was geweest.

De Kimpe verdedigt zich ook met het argument dat de ledenraad met de verkoop had ingestemd. Ook dat is niet relevant. Oplichting van een vereniging wordt niet een integere transactie wanneer een ledenraad zo’n transactie zou goedkeuren. De Kimpe heeft overigens niet nagegaan of de ledenraad over dezelfde informatie beschikte als het bestuur en de directie van de Beheermaatschappij.

Verdediging onjuist: jaarrekening van de vereniging in strijd met de wet
In randnummer 17 brengt EY naar voren dat de vereniging een jaarrekening op eigen grondslagen opmaakte waarvan het doel slechts was verantwoording af te leggen omtrent de eigen uitgaven van de vereniging. Daarom zou De Kimpe de grondslag dat alle deelnemingen voor € 0 in de balans worden gewaardeerd mogen goedkeuren. Deze stelling is onjuist. Een externe accountant behoort niet akkoord te gaan met absurde grondslagen waardoor belanghebbenden geen enkel inzicht krijgen en volledig op het verkeerde been gezet worden. Al lang voordat begin jaren 70 de wet op de jaarrekening werd vastgesteld golden er normen voor de waardering van activa. Ook zonder de toen van kracht geworden wetgeving moest je normale waarderingsmethoden toepassen.

In randnummer 18 van zijn verweerschrift brengt De Kimpe naar voren dat de transactie op juiste en transparante wijze is verwerkt in de jaarrekeningen van de groep, de beheersmaatschappij en de vereniging. Dit is onjuist. Er is geen sprake van transparantie in de wijze waarop de jaarrekeningen zijn opgesteld en door De Kimpe van een goedkeurende verklaring voorzien. Dat belangrijke activa voor € 0 zijn verkocht komt onvoldoende duidelijk tot uiting in bedoelde jaarrekeningen.

De Kimpe wist dat de vereniging werd opgelicht
De Kimpe zou hebben vastgesteld dat beide partijen goed geïnformeerd waren. De Kimpe heeft de 3 rapporten gezien (anders zou het verweerschrift zulke botte leugens bevatten dat hij zonder meer uitgeschreven kan worden). De Kimpe wist dat de verzekeringsactiviteiten en het Duitse vastgoed buiten de waardering waren gelaten. Hij wist ook dat deze activa deel uitmaakten van de Beheersmaatschappij en gratis aan Henry Keizer c.s. cadeau gedaan zouden worden en ook cadeau zijn gedaan. De Kimpe wist ook dat de input cijfers onjuist waren.

Dat beide partijen goed geïnformeerd waren en dat binnen de Vereniging een zorgvuldige besluitvormingsprocedure had plaatsgevonden is onwaar en ook onmogelijk wanneer belangrijke activa niet gewaardeerd mochten worden en ook niet gewaardeerd zijn.

De Kimpe had de Vereniging schriftelijk en gemotiveerd moeten informeren dat een waardebepaling op basis van DCF een onjuist verkeerd beeld van de waarde van de te verkopen activa gaf.

Gang van zaken niet integer: belangenverstrengeling
De Kimpe kende de belangenverstrengeling. Hij was daar zelf onderdeel van doordat hij de jaarrekeningen van koper en verkoper controleerde.

Keizer speelde een dominante rol in het bestuur van de verkopende vereniging (hij was adviseur en gecommitteerde), in de Beheermaatschappij (directeur) en in de kopende vennootschap (directeur/grootaandeelhouder). En hij leverde cijfers aan voor de waardeerders. Een accountant mag zo’n belangenverstrengeling niet als een integer proces aanduiden.

Het kasstromen verdichtsel
Activa die geen kasstromen genereren hoeven volgens De Kimpe bij de verkoop van een onderneming niet gewaardeerd te worden. Dit is een absurditeit en zeker voor een onderneming die over uitgebreid Onroerend Goed beschikt. Uit het BDO rapport blijkt dat De Kimpe dit idee van Keizer had afgekeken.

Ik zag vandaag mensen die een trouwring droegen. Volgens Keizer en zijn paladijn De Kimpe kunnen die net zo goed weggegooid worden. Trouwringen genereren immers geen kasstroom en zijn volgens De Kimpe daarom waardeloos.

Keizer c.s. hebben niets betaald

De Kimpe stelt in zijn verweerschrift dat de aandelen in de Beheermaatschappij op 31 december 2012 om 16:00 uur werden geleverd tegen betaling van de koopprijs.  Hij stelt: ‘Wanneer men zich er rekenschap van geeft dat er € 12,5 miljoen is betaald is al veel opgehelderd.’ Met deze opmerking suggereert De Kimpe dat de kopers € 12,5 miljoen hebben betaald. In werkelijkheid is de koopprijs door Beheermaatschappij betaald.

De Beheermaatschappij is op 20 december 2012 voor € 12,5 miljoen aan De Facultatieve Groep BV verkocht. Op 31 december keerde Beheermaatschappij € 12 miljoen dividend uit aan haar nieuwe aandeelhouder, de Facultatieve Groep BV. Dat de Beheermaatschappij € 12 miljoen van de bank zou hebben geleend en dat de Facultatieve Groep borg voor dit krediet zou hebben gestaan doet daar niet aan af. Dat was plain FOR the Gallery. Uit het Kasstroomoverzicht van de Facultatieve Groep BV dat zich bij de producties bevindt blijkt dat per balansdatum de in de overgenomen groepsmaatschappijen aanwezige liquide middelen liefst € 35.657.237 omvatten. In dezelfde alinea is te lezen dat de aankoop van de groepsmaatschappijen (dus de Beheermaatschappij) is berekend op basis van de betaalde overnamesom van € 12,5 miljoen minus de aanwezige liquide middelen. De slotzin van het kasstroomoverzicht luidt dan ook:

Waarmee de aankoop geconsolideerd voor een netto positieve kasstroom van € 22.157.237 leidt.’

In de klacht wordt nog uitgegaan van een koopsom van € 30.000. Dat is dus een ernstige overschatting.

De Kimpe en EY volharden in de fouten
Op 11 september 2017 heeft SOBI het bestuur van EY Accountants LLP per mail gevraagd de goedkeurende verklaring bij de jaarrekeningen 2012 van de Vereniging, de Beheermaatschappij en de Facultatieve Groep in te trekken, vergelijkbaar met de wijze waarop KPMG in 2012 de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2010 van Vestia heeft ingetrokken. SOBI vroeg in haar brief ook of EY de zaak intern had onderzocht en of Loek Hermans in 2012 en 2013 lid van de Raad van Advies van Ernst & Young was terwijl hij ook in de RvC van de Beheermaatschappij zat. Voor dit laatste heeft SOBI slechts de heer Hermans als bron en daarom werd de vraag ook aan EY gesteld. SOBI heeft op dezelfde datum eveneens per mail een afschrift aan de Raad van Commissarissen en de compliance offices van EY verzonden met het verzoek de brief uiterlijk 18 september te beantwoorden. SOBI heeft geen mededeling ontvangen dat de verklaringen zijn ingetrokken. Hiermee staat per definitie vast dat De Kimpe in zijn fouten volhardt en in die volharding wordt gesteund door de top van EY.

Wanneer uw College deze gang van zaken niet zwaar bestraft is het einde van de onafhankelijke en professionele accountancy in Nederland nabij. In de statuten van de Vereniging is controle door een externe accountant expliciet opgenomen. De leden waren geen beleggers maar idealisten en wisten niets van jaarrekeningen. De ratio van externe accountantscontrole is aandeelhouders en leden van een vereniging tegen oplichting door bestuur of management te beschermen.

De jaarrekeningen zijn allesbehalve transparant opgesteld. Hoeveel signalen heeft een accountant nodig om degenen te waarschuwen die op zijn integriteit vertrouwen?  De Vereniging en haar leden vertrouwden op de eerlijkheid van controlerende accountants in het algemeen en op de eerlijkheid van Ernst & Young Accountants LLP. De leden hebben nooit kunnen denken dat Ernst & Young medeplichtig aan oplichting zou worden. Het vertrouwen van de leden is bijna onherstelbaar beschadigd. Ik zeg bijna. Wanneer De Kimpe van uw college de hoogste straf zou krijgen zou het beschadigde vertrouwen in redelijke mate hersteld kunnen worden.

Ik dank u voor uw aandacht […]


De vraag naar de bron van mijn mededeling dat verkoop van de verzekeringsactiviteiten € 9 miljoen heeft opgebracht kan ik op dit moment niet beantwoorden omdat ik me de bron niet herinner. Wel kan ik binnen enkele dagen mijn bron aan u meedelen. Dat zal ik graag doen. […]

Mijn geachte tegenpleiter heeft veel theoretische opmerkingen gemaakt maar geen argument tegen mijn betoog ingebracht.
Tenslotte wil ik nogmaals uitdrukkelijk uw aandacht vragen voor het feit dat de klacht niet alleen betrekking had op enkele jaarrekening technische details. De kern van de klacht is dat De Kimpe de oplichting van de vereniging door het bestuur van de vereniging en het management van de Beheermaatschappij heeft verhuld.

Ik lees nogmaals de 2e volzin van de tuchtklacht voor:

‘Klachtonderdeel 1 houdt in dat betrokkene onware verklaringen bij de jaarrekening 2012 van B.V. Beheermaatschappij de Facultatieve en de jaarrekening 2012 van de Facultatieve Groep B.V. heeft afgelegd en daarmee ernstige financiële benadeling van de Koninklijke vereniging voor Facultatieve Crematie minder zichtbaar heeft gemaakt.’

 

Ik wil De Kimpe niet in zijn verdediging belemmeren. Mijn producties zijn tien dagen geleden ingediend maar wanneer De Kimpe het gevoel heeft dat hij te weinig gelegenheid heeft gehad om mijn argumenten te weerleggen dan verzoek ik u hem alsnog die gelegenheid te geven zodat we over 10 dagen of over 2 of 3 weken verder kunnen zien.


Pieter Lakeman