Klacht SOBI tegen J.A. Nijhuis RA en J.A.M. Stael RA

Raad van Tucht voor Registeraccountants en Accountants Administratieconsulenten te Amsterdam
Mr D.A. van der Stelt
Strawinskylaan 1999
1077 XV AMSTERDAM

Nieuwersluis,  20 februari 2009

Betreft:  Klacht SOBI tegen J.A. Nijhuis RA en J.A.M. Stael RA

Geachte Raad,

Hierbij dient SOBI een klacht in tegen de heren J.A. Nijhuis RA (Nijhuis) en J.A.M. Stael RA (Stael) van het accountantskantoor PwC.

De klacht bestaat uit vier onderdelen.

1. Nijhuis en Stael hebben het accountantsberoep in diskrediet gebracht.
2. Nijhuis gedraagt zich onderdanig ten opzichte van controlecliënt Schiphol.
3. Nijhuis en Stael hebben de Nadere voorschriften inzake onafhankelijkheid van de openbaar accountant (NVO) overtreden.
4. Stael is niet onafhankelijk van controlecliënt Schiphol.

De feiten

Alvorens de klacht toe te lichten brengt SOBI eerst de feiten naar voren.

De besloten vennootschap Holding PricewaterhouseCoopers Nederland BV (Holding PwC) houdt alle aandelen PricewaterhouseCoopers BV (PwC). Deze houdt op haar beurt alle aandelen in de naamloze vennootschap PricewaterhouseCoopers Accountants NV (PwC Accountants)[1].

Nijhuis was van 7 februari 2001 tot september 2008 voorzitter van de Raad van bestuur van Holding PwC en PwC.

Stael is sinds 1 september 2004 lid van de directie van PwC Accountants en sinds enkele jaren eindverantwoordelijk accountant voor de externe controle van de jaarrekeningen van NV Luchthaven Schiphol (Schiphol).

De formele controleopdracht van Schiphol is aan PwC Accountants verstrekt. Stael is (vermoedelijk omstreeks 2004) aangewezen om de controleopdracht van Schiphol uit te voeren.

Op 30 mei 2008 maakt de RvC van Schiphol bekend dat zij Nijhuis met ingang van 1 januari 2009 tot voorzitter van de Raad van Bestuur van Schiphol heeft benoemd en dat Nijhuis vanaf 1 oktober 2008 de Raad van Bestuur van Schiphol zal vergezellen om een inwerkperiode van drie maanden te starten. (bijlage 1)

Op 31 mei 2008 publiceert de Volkskrant een artikel dat aan deze overgang gewijd is (bijlage 2). In dat artikel is president-commissaris van Schiphol, Jan Kalff, als volgt geciteerd:

Wij hebben gezocht naar een persoon die leiding kan geven aan een uiterst ingewikkeld bedrijf. De persoon moet niet alleen bedrijfsmatig goed ontwikkeld zijn, maar ook nog eens leidinggeven aan een semipublieke instelling die permanent in de belangstelling staat. Nijhuis is geschikt om die taak te volbrengen. Hij moet zowel de bedrijfseconomische als de maatschappelijke belangen van Schiphol verdedigen. Waarbij beide taken wat mij betreft even belangrijk zijn.’

Over het salaris dat Nijhuis gaat verdienen laat Kalff zich in het interview niet uit: ‘Ik kan wel bevestigen dat hij een stap terug heeft moeten doen. Het vormde geen belemmering, hij wilde de functie heel graag. Het toont wat mij betreft de maatschappelijke betrokkenheid van Nijhuis aan.

Op 2 juni 2008 geeft de Raad van Bestuur van PwC een persbericht uit waarin Nijhuis van harte wordt gefeliciteerd met zijn nieuwe functie (bijlage 3). Nijhuis wordt dus ook door zichzelf gefeliciteerd. In het persbericht van PwC is onder meer vermeld:

De Raad van Bestuur is er trots op dat een PwC’er deze maatschappelijk belangrijke functie gaat vervullen.

Nijhuis heeft zich niet van dit persbericht gedistantieerd. Daarmee staat vast dat zowel PwC als Nijhuis zelf trots zijn op de ‘maatschappelijk belangrijke functie’ die de voorzitter van PwC bij Schiphol gaat vervullen.

Nijhuis blijft voorzitter van PricewaterhouseCoopers

Na zijn benoeming tot president-directeur van Schiphol blijft Nijhuis nog drie maanden voorzitter van PricewaterhouseCoopers. Was is het timbre 2008 treedt Nijhuis als zodanig af. PwC Accountants heeft de controleopdracht van Schiphol niet teruggegeven. Voor zover bekend heeft ook Stael de controlewerkzaamheden voor Schiphol niet neergelegd.

1.  Nijhuis en Stael hebben het accountantsberoep in diskrediet gebracht

Sinds 1 januari 2007 is de Verordening gedragscode (VGC) van kracht. Hoofdstuk A-150 van de VGC handelt over professioneel gedrag. Artikel 1 van dit hoofdstuk luidt:

De registeraccountant houdt zich aan de voor hem relevante wet- en de regelgeving en onthoudt zich van handelen dat het accountantsberoep in diskrediet brengt. Hiertoe behoren de handelingen die door een redelijke goed geïnformeerde derde die over alle relevante informatie beschikt zullen worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep.

Nijhuis heeft de goede naam van het accountantsberoep beschadigd door (vrijwel zonder wachttijd) als voorzitter van de Raad van bestuur van PwC over te stappen naar de functie van president-directeur van de bekendste controlecliënt van PwC: Schiphol.

Stael heeft het accountantsberoep in diskrediet gebracht door ondanks deze overstap de controlewerkzaamheden voor Schiphol te continueren.

Stael was in 2004-2005 bestuurslid van het NIVRA en hoort daarom beter te weten.

2.  Nijhuis gedraagt zich onderdanig ten opzichte van Schiphol

Van de geciteerde volzin uit het persbericht van PwC van 2 juni 2008 straalt een bepaalde onderdanigheid, althans onvoldoende professionele distantie, tot controlecliënt Schiphol af. Nijhuis en PwC tonen hun onderdanigheid, en hun gebrek aan onafhankelijkheid ten opzichte van Schiphol, door expliciet en in het openbaar hun trots te tonen op het bekleden van de functie bij hun bekendste controlecliënt.

Door de overgang van PwC-voorzitter Nijhuis naar de bekendste Nederlandse controlecliënt van PwC is de onafhankelijkheid van PwC en van Stael bedreigd.

Bijkomende feiten maken duidelijk dat de onafhankelijkheid reeds isaangetast. Dat Nijhuis de functie “heel graag” wil en vrijwillig een ongebruikelijke inkomensachteruitgang accepteert, zijn bijzondere omstandigheden waaruit blijkt dat Nijhuis opziet tegen de naam en/of de statuur van Schiphol. Uit die vooringenomen eerbied blijkt dat de onafhankelijkheid van PwC is aangetast, althans dat de noodzakelijke kritische zin is verdwenen.

De gebleken onderdanigheid van Nijhuis en PwC heeft twee gevolgen:

a) Nijhuis heeft het accountantsberoep in diskrediet gebracht.
b) Door de getoonde onderdanigheid is het gebrek aan onafhankelijkheid van PwC ten opzichte van Schiphol zichtbaar geworden.

De onafhankelijkheid is extra bedreigd doordat Stael veel aan Nijhuis te danken heeft. Onder voorzitterschap van Nijhuis is Stael directeur van PwC Accountants geworden en heeft hij de controleopdracht mogen uitvoeren.

3.  Nijhuis en Stael hebben de Nadere voorschriften inzake onafhankelijkheid van de openbaar accountant (NVO) overtreden

Sinds 1 oktober 2007 zijn de Nadere voorschriften inzake onafhankelijkheid van de openbaar accountant (NVO) van kracht. De basisregel bij overgang van een accountant naar de gecontroleerde cliënt houdt in dat een afkoelingsperiode van 2 jaar in acht genomen moet worden. Nijhuis heeft hoogstens een afkoelingsperiode van enkele weken toegepast, maar feitelijk zelfs een overlap doordat hij na zijn benoeming bij Schiphol nog drie maanden voorzitter van PwC is gebleven.

Door niet de voorgeschreven afkoelingsperiode in acht te nemen heeft Nijhuis de Nadere voorschriften inzake onafhankelijkheid van de openbaar accountant (NVO) overtreden.

NVO artikel 4.3.1 (3e alinea) bepaalt dat wanneer iemand van het accountantskantoor bij de controlecliënt in dienst treedt, de controlerend accountant (dus Stael) er op moet toezien dat er geenbanden van betekenis bestaan tussen enerzijds het accountantskantoor en anderzijds het voormalig lid van het controleteam of personen die deel hebben uitgemaakt van de hiërarchische structuur. Nijhuis heeft sinds 7 februari 2001 onmiskenbaar deel uitgemaakt van de hiërarchische structuur van PwC. Daarom had Stael de plicht er op toe te zien dat Nijhuis geen banden van betekenis met PwC bleef onderhouden. Stael is in dit toezicht tekortgeschoten want in de periode 30 mei 2008 tot september 2008 heeft Nijhuis de meest betekenisvolle band met PwC onderhouden die denkbaar is: hij bleef voorzitter van PwC.

Door er niet op toe te zien dat na de benoeming bij Schiphol geen banden van betekenis bleven bestaan tussen Nijhuis en PwC heeft Stael de Nadere voorschriften inzake onafhankelijkheid van de openbaar accountant (NVO) overtreden.

NVO artikel 4.3.1 (3e alinea) wordt gevolgd door de ‘Aanvullende bepaling met betrekking tot een controlecliënt’.

Die bepaling houdt in dat wanneer een partner die belast is geweest met een essentiële taak bij de controle van de jaarrekening bij de controlecliënt een essentiële bestuursfunctie gaat uitoefenen dat pas mag doen wanneer zijn essentiële taak bij de controle van de jaarrekening twee jaar is geëindigd.

Dat Nijhuis bij Schiphol een essentiële bestuursfunctie uitoefent staat vast.

Dat Nijhuis een essentiële taak heeft uitgeoefend bij de controle van de jaarrekeningen 2001 t/m 2007 van Schiphol volgt uit de statuten van Holding PwC. Blijkens artikel 15 bepaalt de directie van Holding PwC de uitvoering van het personeelsbeleid, het beloningsbeleid en het beleid met betrekking tot carrièreplanning en promotie. Daaruit volgt dat bestuursvoorzitter Nijhuis in de jaren 2001 t/m 2007 het personeelsbeleid, het beloningsbeleid en het beleid met betrekking tot carrièreplanning en promotie van Stael en de andere leden van het assuranceteam van Schiphol in belangrijke mate heeft bepaald. Stael en de andere leden van assuranceteam van Schiphol waren daardoor afhankelijk van (de inzichten van) Nijhuis. Zo heeft Stael zijn benoeming in 2004 tot directeur van PwC Accountants mede aan bestuursvoorzitter Nijhuis te danken. Het kan niet anders of er is een vertrouwensrelatie ontstaan tussen Stael en Nijhuis.

Stael en de andere leden van het controleteam zijn bovendien jarenlang door Holding PwC betaald en niet door PwC Accountants.

Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat Nijhuis een essentiële taak heeft uitgeoefend bij de controle van de jaarrekeningen 2001 t/m 2007 van Schiphol. Uit deze feiten en omstandigheden volgt ook dat Stael en de andere leden van het assuranceteam van Schiphol niet onafhankelijk ten opzichte van Nijhuis kunnen opereren.

4. Stael is niet onafhankelijk van controlecliënt Schiphol

Artikel B1-290.1 van de Verordening gedragscode (VGC) luidt:

De openbaar accountant die een assuranceopdracht uitvoert is onafhankelijk van de betreffende assuranceclient. Het bestuur kan nadere voorschriften geven aangaande de onafhankelijkheid van de openbaar accountant.

Doordat Stael in zijn carrière veel te danken heeft gehad aan Nijhuis is hij niet onafhankelijk van Nijhuis, dus ook niet van controlecliënt Schiphol.

Gevaren van gebrek aan onafhankelijkheid

SOBI brengt in herinnering dat de ondergang van Enron en haar controlerende accountant Arthur Andersen in 2002 voorafgegaan is door veelvuldig heen en weer stappen van financiële topfunctionarissen tussen beide organisaties. In brede kring wordt aangenomen dat de onafhankelijkheid van de controlerende accountants daardoor ernstig beschadigd was. Datzelfde wordt aangenomen bij de ondergang van het Belgische bedrijf Lernout & Hauspie in 2002 waar meerdere onjuiste jaarrekeningen door de extern accountant KPMG zijn goedgekeurd en waar ook functionarissen van KPMG en Lernout & Hauspie bij elkaar in dienst waren getreden.

Sinds deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden is internationaal en in Nederland het besef gegroeid dat dit soort functiewisselingen uitermate ongewenst is. Daarnaast is het besef gegroeid dat het publiek vertrouwen in de onafhankelijkheid van accountants door dit soort overstapjes wordt aangetast (waardoor de zogenaamdeonafhankelijkheid in schijn wordt aangetast). Die onafhankelijkheid in schijn is van het grootste belang voor het functioneren van accountants omdat controleopdrachten in eerste instantie zijn bedoeld om de geloofwaardigheid van de cijfers van een onderneming bij het publiek te vergroten. Wanneer het publiek vertrouwen in de onafhankelijkheid van accountants wordt aangetast wordt de essentie van het accountantsberoep aangetast.

Rik Roos heeft deze visie uitgebreid beschreven in het MAB van mei 2005 in het artikel “Indiensttreding van de accountant bij zijn controlecliënt” (bijlage 4). Daarin betoogt Roos dat de afkoelingstermijn vooral dient ter waarborging van de onafhankelijkheid in schijn.

Belangenverstrengeling en eigenbelang bedreigen de onafhankelijkheid van een accountant die het voornemen heeft in dienst te treden bij zijn controlecliënt. Dit zou kunnen leiden tot een onvoldoende objectieve toetsing van de jaarrekening. In de periode nadat de accountant bij zijn controlecliënt in dienst is getreden, krijgt het controleteam te maken met een oud-collega. Een te grote mate van vertrouwdheid of vertrouwen door een lang bestaande nauwe relatie met deze oud-collega kan de onafhankelijkheid van het controleteam beïnvloeden. Het team kan daardoor te welwillend staan tegenover deze controlecliënt. […] Het risico van belangenverstrengeling en eigenbelang ontstaat reeds als de accountant overweegt bij zijn controlecliënt in dienst te treden. Liefde maakt blind. Het kan een motief vormen conflictsituaties met de controlecliënt te vermijden om een toekomstige positie niet in gevaar te brengen. Hoelang de accountants al participeert in het controleteam maakt daarbij geen verschil. […]

Wel tonen zowel Imhoff […] als Koh en Mahathevan […]  aan dat de perceptie van derden op de onafhankelijkheid van de accountant in de periode voordat hij in dienst treedt bij zijn controlecliënt samenhangt met de termijn die is verstreken sinds hij voor het laatst deel uitmaakte van het controleteam. Ook het functieniveau en de periode die is verstreken sinds de persoon het accountantskantoor heeft verlaten, zijn van invloed op de onafhankelijkheidsbedreiging (ImHoff, 1978, p. 860). Hoe hoger de functie en hoe korter de termijn, hoe meer afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid in schijn. Ook blijkt uit onderzoek van Parlin en Barlet (1994) dat een te grote mate van vertrouwdheid of vertrouwen tussen de oud-collega en het controleteam de objectieve toetsing van de jaarrekening kan beïnvloeden. Zij tonen aan dat een opvolgend accountant de neiging heeft een hogere controle-tolerantie te hanteren als zijn voormalige collega bij de controlecliënt in functie met financiële verantwoordelijkheid bekleedt (Parlin en Barlet, 1994, p. 196). Het sluit aan bij de conclusie van Geiger et al. ( 2002,  paragraaf I) dat controlerend accountants weerzin hebben tegen het rapporteren van schendingen door collega-accountants.[…]

De Committee of Sponsoring Organisations (COSO) of the Treadway Commission (1999, p. 27) constateert dat de financieel directeur bij 11% van de ondernemingen die frauduleuze financiële verslaggeving toepassen, direct afkomstig is van het accountantskantoor dat de jaarrekening controleert. Ook bij zowel Enron […], Lernout & Hauspie […], als HIH Insurance […] blijken directieleden afkomstig te zijn van het accountantskantoor dat de jaarrekening controleerde. Voor wet- en regelgevers vormden deze gebeurtenissen aanleiding voorschriften in te voeren voor accountants die in dienst treden van hun controlecliënt.[…]

P.T. Lakeman,

Voorzitter SOBI

 


[1] Bron: Jaarbericht 2006/2007 van Holding PwC.