DNB overtreedt bevoegdheden

Al geruime tijd is de vraag aan de orde in hoeverre DNB zich met het her- en aftoetsen van bestuurders en commissarissen van banken en verzekeraars aan het Nederlandse vennootschapsrecht houdt. DNB is wegens overtreding van haar bevoegdheden al enkele malen door de rechter op de vingers getikt.

Het onjuiste optreden van DNB blijkt niet tot het benoemingsbeleid beperkt te zijn. Onlangs bleek dat DNB zich ook onbevoegd bemoeit met de inrichting van jaarrekeningen van verzekeraars.

Bij de behandeling van een tuchtklacht van aandeelhouders van levensverzekeraar Conservatrix tegen een actuaris van PwC begin januari bleek dat DNB bij deze verzekeraar in de jaarrekening heeft laten ingrijpen. De activa (grotendeels hypothecaire vorderingen) mochten van DNB niet langer volgens dezelfde grondslagen (rentetermijnstructuur) als de passiva (technische voorzieningen) gewaardeerd worden. DNB eiste ook dat bij de waardering van de hypotheekportefeuille risico’s ingecalculeerd zouden worden die zich alleen bij banken en niet bij verzekeraars kunnen voordoen. Met die eis dwong DNB een verhoging van de risicospread af. Daardoor daalde de waarde van de hypotheekportefeuille en de solvabiliteit van de verzekeraar met tientallen miljoenen euro’s.

De passiva moesten van DNB echter tegen de rentetermijnstructuur verdisconteerd blijven zodat de waardering van met name de technische voorziening niet verminderd werd. Deze kunstgreep van DNB had niet alleen als gevolg dat het eigen vermogen en de solvabiliteit van de verzekeraar optisch verkleind werden maar ook dat activa en passiva in de balans volgens verschillende grondslagen gewaardeerd werden.

Conservatrix is niet het enige slachtoffer van de willekeur van DNB. Aegon en Delta Lloyd waardeerden tot en met de jaarrekening 2014 hun hypothecaire vorderingen tegen de risicovrije swapcurve verhoogd met een opslag wegens aanwezige (debiteuren)risico’s. Die waarderingen werden goedgekeurd door de “grote vier” externe accountants en hadden de instemming van DNB. Met ingang van de jaarrekening 2015 heeft DNB echter bepaald dat de hypotheekportefeuilles van álle levensverzekeraars, ook van Delta Lloyd en Aegon, neerwaarts geherwaardeerd moeten worden door rekening te houden met risico’s die wel voor banken maar niet voor levensverzekeraars bestaan. De risicopremie (spread) moest van DNB met ingang van de jaarrekening 2015 met zo’n 100 tot 140 basispunten verhoogd worden. Deze niet op enige wet- of regelgeving gebaseerde dwang van DNB heeft tot gevolg dat de balanswaardering en de solvabiliteit van een gemiddelde hypotheekportefeuille (met rentevastperiode van zeven jaar) met circa 10% daalt. Bij Aegon komt dat neer op een vermindering van € 1,5 miljard en bij Delta Lloyd op een vermindering van circa € 0,5 miljard. Toen dit nieuws naar buiten kwam daalden de beurskoersen van Aegon en Delta Lloyd sterk terwijl in feite niets gewijzigd was. De maatregel van DNB had als voorzienbaar gevolg dat zittende aandeelhouders van Delta Lloyd en Aegon ernstig werden benadeeld.

Ook Nationale Nederlanden valt onder de nieuwe willekeur van DNB maar had daar minder last van doordat haar solvabiliteit bij de recente beursgang met € 6 miljard was versterkt.

Hoe beoordelen de grote accountantsorganisaties deze wijzigingen? Die richten zich, zoals te verwachten was, in hun oordeel naar het belang van de machtigste partij en lopen dus aan de leiband van DNB. Naar verluidt heeft DNB enige tijd geleden met de 4 grote accountantskantoren overleg gepleegd en hen laten weten dat ze de jaarrekeningen over 2015 alleen zouden mogen goedkeuren als die aan de gewijzigde eisen van DNB voldeden. Dit ondanks het feit dat deze organisaties tot en met 2014 de jaarrekeningen op de oude grondslagen hadden goedgekeurd. Voor alle duidelijkheid: deze wijziging van waarderingsgrondslagen berust niet op internationale regelgeving maar op subjectieve wensen van DNB. Er is dus sprake van een willekeurige grondslagwijziging.

Volgens normale interpretaties van het jaarrekeningrecht worden activa en passiva op dezelfde grondslagen gewaardeerd en moet de waardering bovendien op de economische realiteit zijn gebaseerd. DNB wil dat de technische voorzieningen gedisconteerd worden tegen rentepercentages die volgen uit de door DNB opgestelde rentetermijnstructuur (dat komt momenteel neer op discontering tegen gemiddeld ca. 2%) maar verplicht levensverzekeraars tegelijkertijd hun hypothecaire vorderingen tegen aanzienlijk hoger percentages te disconteren en af te waarderen.

De maatregel van DNB tegenover de verzekeraars werkt voorzienbaar voor de banken zeer gunstig uit want de concurrentiekracht van levensverzekeraars op hypotheekgebied wordt door de dwang van DNB aangetast. Hier rijst een interessant dilemma: Is de DNB zo dom dat ze niet inziet dat de banken door haar eisen ten opzichte van verzekeraars worden bevoordeeld of is DNB zodanig te kwader rouw dat ze (aandeelhouders van) verzekeraars doelbewust beschadigt om de banken te bevoordelen?

Voor de consument is de maatregel van DNB in ieder geval geen gunstige ontwikkeling want die moet als voorzienbaar gevolg van deze maatregel een hogere hypotheekrente betalen.

Overigens is DNB bij de invoering van Solvency II voor Nederlandse verzekeraars de meest extreme Europese toezichthouder. Solvency II is pas per 1 januari 2016 van kracht geworden en heeft een grote bandbreedte aan mogelijkheden. Duitsland heeft voor haar verzekeraars een transitieperiode van 16 jaar toegestaan. DNB heeft de Nederlandse levensverzekeraars echter gedwongen Solvency II al in de jaarrekening 2015 in te voeren. Dat is volgens Europese regels niet verplicht maar komt geheel uit de koker van DNB.

Pieter Lakeman