‘Afgrijselijk juridisch amateurisme’ van Scheringa
DOMMER DAN DOM
Volgens Pieter Lakeman werpt het boek van Kirsten Verdel over DSB-bank een helder licht op het ‘afgrijselijke juridische amateurisme’ rond team Scheringa.
Aanvankelijk ging het bericht rond dat Scheringa een boek over zijn bank zou schrijven. Tot op een zeker moment bleek dat het boek Project Homerus niet door Scheringa maar door een zekere Kirsten Verdel geschreven te zijn. Wel heeft Scheringa exclusieve interviews aan Verdel gegund en het boek geeft kennelijk zijn visie weer. Volgens eigen zeggen ontving Verdel in september 2009 van Scheringa de opdracht om de door DSB Bank verkochte producten te analyseren. Uit het boek blijkt niet dat zij daarvoor relevante studie of ervaring heeft opgedaan. Ze zou in het campagneteam van Barack Obama hebben gezeten. Hoe dan ook, ze heeft de opdracht opdracht van Scheringa niet uitgevoerd. In de eerste hoofdstukken komt wél de bijna onbegrensde deskundigheid van mevrouw Verdel op het gebied van strategie en public-relations aan de orde. Die geven inzicht in de extreem goede kwaliteiten van de schrijfster op het gebied van strategie en zinvolle hulp aan de klant. Voor topondernemers in problemen lijkt het inschakelen van mevrouw Verdel een absolute noodzaak.
Hoewel het boek bruist van de feitelijke onjuistheden, bevat het ook veel interessante details. De hoofdlijn van het Project Homerus wordt bepaald door woede op De Nederlandse Bank. Alle argumenten die tegen De Nederlandse Bank aangevoerd kunnen worden, komen uitgebreid aan bod. Bij de presentatie van het boek werd nogmaals beklemtoond dat een strafklacht tegen DNB zou worden ingediend. De inhoud van het boek kan niet los gezien worden van die aankondiging.
Koning van de securitisaties
Na dat ook de grote Europese banken onder leiding van hun superieure topmanagers zich in 2007 hadden volgevreten aan waardeloze subprime leningen, kregen die banken directe financiële steun van hun nationale regeringen maar ook indirecte steun van de Europese Centrale Bank (ECB). Die banken kunnen sindsdien bij de ECB in totaal honderden miljarden euro’s lenen tegen een rente van om en nabij 1 procent. Hoewel Scheringa zo verstandig is geweest geen subprime rommel aan te schaffen had hij toch veel last van de kredietcrisis. Het securitiseren (doorverkopen) van de debiteurenportefeuille was in één klap onmogelijk geworden. Een grote tegenvaller want Scheringa was in Nederland de koning van de securitisaties. Bijna de helft van alle vorderingen van DSB waren gesecuritiseerd. Daardoor kon DSB miljarden euro’s langlopend (vijf jaar) lenen tegen slechts enkelen tienden van procenten boven Libor rente. Na het uitbreken van de kredietcrisis mocht ook DSB goedkoop van de ECB lenen, mits voldoende onderpand werd gegeven. In september 2009 had DSB daar een kredietfaciliteit van zo’n twee miljard euro. Als zekerheid had DSB vorderingen met een nominale waarde van meer dan twee miljard euro in onderpand gegeven. De feitelijke uitvoering van deze kredietfaciliteit liep echter niet via de ECB maar via DNB. Op 5 oktober, vier dagen na de door Hypotheekleed georganiseerde bankrun, halveerde DNB de kredietlimiet van DSB bij de ECB bijna tot 1 miljard euro. DNB verdedigde deze zogenaamde haircut met de smoes dat het onderpand door de claims van Hypotheekleed minder waard was geworden. Wellink overdreef gigantisch want de door Hypotheekleed gepubliceerde claims bedroegen op dat moment niet meer dan een miljard euro, ofwel minder dan 15 procent van de activa van DSB. Het verminderen van de waardering van het onderpand met 50 procent was een uitsluitend op willekeur gebaseerde absurditeit. Verdel schenkt terecht veel aandacht aan de merkwaardige standpunten en handelingen van DNB.
Genadeschot
Dat Scheringa over deze willekeur boos is, lijkt begrijpelijk. Wie het boek echter goed leest ziet dat Scheringa deze willekeur over zichzelf afgeroepen heeft. Ondanks de aanwezigheid van roemruchte adviseurs als mevrouw Verdel en de advocatenkantoren Freshfields en Spigthof is de ene juridische fout op de andere gestapeld. Ook de bekende curator Mr. Deterink die niet wist dat bij het faillissement van een bank normale schuldeisers grotendeels bevredigd worden, was als adviseur bij DSB betrokken.
Verdel maakt duidelijk dat Scheringa en consorten al direct na de halvering van de kredietfaciliteit beseften dat die maatregel het genadeschot voor de bank zou kunnen betekenen. Hoewel ik zelf als organisator van de bankrun een belangrijke eerste treffer heb uitgedeeld (en daarvoor ook de nodige vegen uit de pan krijg) mag van een serieus bedrijf verwacht worden dat het zich met alle juridische middelen verzet tegen een zichtbare komende ondergang. Het meest indrukwekkende van het boek is de gedetailleerde feitelijke beschrijving van de vele gemaakte juridische fouten, zonder deze overigens als zodanig aan te duiden of te herkennen. Die fouten hebben er uiteindelijk toe geleid dat Scheringa zich uiteindelijk door DNB als een kleine jongen in de hoek heeft laten zetten.
Blunder van mega-formaat
Het begon op donderdagochtend 1 oktober toen Dirk Scheringa, Robin Linschoten en financieel directeur Ronald Buwalda gedrieën bij DNB op bezoek kwamen om te overleggen over een zekere mate van ontvlechting van DSB Bank en DSB beheer. Voor dat gesprek had Scheringa geen advocaat mee genomen.
De tweede fout was dat Scheringa ook tijdens het tweede gesprek met DNB, op zondagmorgen 4 oktober, geen advocaat had meegenomen. Wel waren de complete raad van bestuur (Dirk Scheringa, Hans Van Goor, Robin Linschoten en Ronald Buwalda) en vier leden van de Raad van Commissarissen aanwezig maar geen advocaat. Tijdens dat gesprek waren namens DNB aanwezig vijf onderhandelaars en negen juristen.
‘Intussen werd er urenlang onderhandeld over de praktische invulling van het convenant met DNB’, schrijft Verdel. ‘Steeds kwamen er nieuwe versies op tafel. Er werd gediscussieerd, zinnen werden doorgestreept, aangevuld of gewijzigd. Nu DNB een klein leger aan advocaten bleek te hebben zitten, leek het DSB eveneens verstandig juridisch advies in te winnen. Men belde Harald Spruit (Freshfields) om te vragen of hij naar Amsterdam kon komen.
Tijdens een korte pauze maakte Hans [Van Goor] een overzicht van alle advocaten waar DSB die week mee te maken had gekregen. In korte tijd verzamelde hij maar liefst 19 namen’.
Gedurende de gehele vergadering, die tot maandagochtend 2uur duurde was er kennelijk geen advocaat van DSB aanwezig, ook Harald Spruit niet. Dat is een blunder van mega-formaat. Scheringa is tijdens een kennelijk geplande uitputtingsslag van 17 uur zodanig gepiepeld dat hij op het laatst, figuurlijk gesproken, zijn eigen doodvonnis heeft getekend. Wat waren volgens Verdel namelijk de hoofdpunten van het getekende convenant? Ten eerste dat het door DSB verschafte onderpand mogelijk minder dan 1,3 miljard euro waard zou zijn waardoor DSB de toekomst wellicht minder van de ECB zou kunnen lenen. Hiermee was het zwaard van Damocles geïnstalleerd, hoewel Verdel en Scheringa c.s. dat toen kennelijk nog niet beseften. Het tweede punt was dat DNB wilde bezien of er voor 12 oktober overeenstemming bereikt kon worden over een liquiditeitsvangnet. Ten derde zou uiterlijk 12 oktober bekend worden gemaakt dat Scheringa als directeur zou aftreden. Het vierde punt hield in dat Joost Kuiper (de latere curator van DSB) op 12 oktober alle taken en verantwoordelijkheden van Scheringa zal overnemen. Het vijfde punt hield in dat alle vorige punten in de tijd naar voren geschoven konden worden.
Afgrijselijk juridisch amateurisme
‘Het lot van DSB lag nu volledig in handen van DNB. Er stonden afspraken in het convenant die cruciaal zouden zijn voor het verloop van het DSB-drama’, constateert Verdel droogjes. Zij vermeldt niet waarom geen enkele van de 19 door Van Goor opgesomde advocaten tijdens de besprekingen aanwezig is geweest. Was Scheringa zo onbegrensd eigenwijs dat hij stelselmatig alle adviezen van zijn advocaten naast zich neerlegde (een manager moet dat soms maar niet altijd doen) of was hij omringd door 19 beroemde maar volstrekt incapabele advocaten? De lezer komt het niet te weten.
‘… en daarbij had DNB immers een vangnet geregeld in ruil voor het vertrek van Dirk. Althans, dat was wat DNB aan de DSB’ers had voorgehouden’, vervolgt Verdel. Aannemende dat dit nog steeds de visie van Scheringa is moet wederom geconstateerd worden dat hij geen flauw benul had van de juridische implicatie van het convenant. DSB zou immers slechts bezien of er overeenstemming bereikt zou kunnen worden over een liquiditeitsvangnet. Het juridisch amateurisme binnen het Scheringa kamp is werkelijk afgrijselijk te noemen.
Nog dezelfde dag 5 oktober, om 23:55 uur gaf DNB telefonisch door dat ze de zekerheden met 875 miljoen euro had afgewaardeerd zodat de liquiditeiten van DSB met hetzelfde bedrag verminderd werden. Het is wederom een ongelofelijke blunder dat DSB geen kortgeding tegen DNB heeft aangespannen wegens deze volstrekt ongemotiveerde en niet te motiveren afwaardering van de leningportefeuille met bijna 50 procent en de even krankzinnige halvering van de kredietfaciliteit van DSB bij de ECB. Immers, ook al zou dat kortgeding maar 5 procent kans hebben gehad, wanneer je leven daarvan afhangt moet je die kans grijpen. Ergens schrijft Verdel dat DNB de discretionaire bevoegdheid had om de maatregel te nemen. Wanneer dat het argument is geweest om er maar niets aan te doen, is dat de zoveelste juridische fout. DNB mag tenslotte niet, onder het mom van discretionaire bevoegdheid, volkomen onrechtmatige besluiten nemen.
Contraproductieve strafklacht
Ook na verschijning van het boek blijft Scheringa juridisch blunderen. Iemand die ook maar enige ervaring heeft met het adviseren van benadeelde partijen weet dat een strafklacht, althans in Nederland, vrijwel altijd contraproductief is. Er wordt eigenlijk nooit iets mee gedaan en dat krijg je in de latere civiele procedure tegengeworpen. Een modale Nederlandse Officier van Justitie mist de noodzakelijke capaciteiten of bereidheid om iets te doen waar het wittenboordencriminaliteit betreft. En sinds Joris Demmink (die persoonlijk weer door het advocatenkantoor De Brauw Blackstone wordt geadviseerd) als secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie opereert, is een strafzaak tegen Wellink of De Nederlandse Bank al helemaal onwaarschijnlijk. Het is daarom een grote fout van Scheringa dat hij eerst een strafklacht indient en niet direct een civielrechtelijke schadeclaim tegen de Nederlandse bank. Het standaard verweer van een modale advocaat zal wel zijn dat aandeelhouder Scheringa geen claim tegen DNB heeft vanwege het Poot/ABP arrest (waarin bepaald is dat een aandeelhouder in beginsel geen schadeclaim kan indienen tegen iemand die de vennootschap beschadigd heeft) maar dan wordt vergeten dat DNB niet zozeer de vennootschap DSB Bank NV maar juist Scheringa als aandeelhouder wilde treffen. En dan komen de uitzonderingsregels op het roemruchte Poot/ABP arrest aan de orde. Overigens moet niet worden uitgesloten dat Scheringa een civiele claim tegen DNB zal verliezen omdat hij op 5 oktober schriftelijk akkoord is gegaan met het mogelijk terugbrengen van de kredietfaciliteit bij de ECB, de zogenaamde rechtsverwerking.
Pieter Lakeman