ACCOUNTANCY HUILT KROKODILLENTRANEN

De grote accountants liggen onder vuur. Deloitte wegens Ahold, PWC wegens zijn rol bij Madoff, KPMG was blind voor de risico’s van Vestia en Ernst & Young kampt met een tuchtklacht van Pieter Lakeman.
 De status van het beroep van accountant is laag, zo bleek uit onderzoek van het Amerikaanse onderzoeksbureau Harris Interactive uit 2009. Het ooit zo notabele ambt bungelt ergens in de onderste regionen, net onder acteurs en beurshandelaren, nog net iets beter dan makelaar. Hoewel er in Nederland recent geen onderzoek is verricht naar het imago van het vak, duidt het aantal krantenkoppen waarin de woorden ‘accountant’, ‘schandaal’ of ‘claim’ gelijktijdig voorkomen op een tanend prestige.
Ook de Big Four zijn niet van de maatschappelijke flak gevrijwaard. Integendeel. De Vereniging van Effectenbezitters heeft onlangs Deloitte gedagvaard in verband met de goedkeuring van de jaarverslagen voorafgaand aan de boekhoudfraude van Ahold van 2003. KPMG ligt in het vizier wegens zijn rol bij het Vestia-fiasco, PWC schikte een schandaal rond de opgepompte cijfers van het Indiase IT-bedrijf Satyam en worstelt met haar rol meesteroplichter Maddoff. En last but not least is Ernst & Young verwikkeld in een tuchtzaak met Pieter Lakeman’s SOBI wegens goedkeuring van de jaarrekening van parkeeronderneming Q-Park. Volgens Lakeman is die ten onrechte verleend. Met medewerking van E&Y presenteert dienstverlener Q-Park zich als vastgoedbelegger en draait daarmee investeerders een rad voor de ogen, is de kern van Lakemans klacht bij de Accountantskamer.
 ‘Prutsers’
In de financiële crisis (beter: crises) waarmee we nu te maken hebben, zijn accountants volgens Errol Keyner, adjunct-directeur van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) ‘de grootste prutsers‘ geweest. ‘Het startschot kwam precies tien jaar geleden, toen concurrent Arthur Andersen zelf kopje onder ging, na falende controle van boekhouding van Enron (failliet eind 2001). Ernst & Young gaf een goedkeurende verklaring over technologiebedrijf Landis (failliet medio 2002), voordat alle benodigde gegevens daarvoor waren gecontroleerd.’
Men hoeft geen waarzegger te zijn om te zien waar de volgende klap gaat vallen. De vastgoedsector is kandidaat nummer 1 voor een ingrijpende paradigm shift. Volgens DNB-bestuurder Jan Sijbrand is de toestand op de vastgoedmarkt zelfs zo ernstig dat er een nieuwe financiële crisis als een zwaard van Damocles boven ons hangt. Vooral in commercieel vastgoed verdringen de lijken elkaar in de kast. Vastgoed staat veel te hoog gewaardeerd op de balansen van Nederlandse, overwegend institutionele beleggers. De vraag is niet of deze bel barst, maar wanneer. Zelfs het topsegment van de markt is niet langer een veilige haven, concludeerde LaSalle Investment Management onlangs.  Accountants die hebben meegewerkt aan het opblazen van de vastgoedballon kunnen hun borst natmaken en doen er goed aan reserveringen te treffen voor claims.
Parkeren
Volgens Lakeman is een van de opgeblazen ballonnen waar accountants een steek laten vallen Q-Park. Het parkeerbedrijf met Limburgse wortels, marktleider in Nederland en actief in verschillende Europese landen, doet het goed in de lijst van Top 101 vastgoedbeleggers van het vakblad Property. Met een omvang van €4,652 miljard in 2010 is het de grootste van de niet-genoteerde vastgoedfondsen.
Klik voor vergroting
Maar volgens Lakeman is Q-Park in essentie helemaal geen vastgoedbelegger, maar een dienstverlenend bedrijf dat parkeerdiensten aanbiedt. Door aangehuurd vastgoed op de balans te presenteren als vastgoedbelegging zou het bedrijf zijn financiële situatie niet correct afschilderen. Ernst & Youngs argument dat Q-Park de huurinkomsten van zijn parkeerplaatsen volgens IFRS en IAS richtlijnen als vastgoedbelegging activeert, is in de ogen van Lakeman niet correct, omdat deze nooit los kunnen worden gezien van de infrastructuur waarin ze zich bevinden en dus een bedrijfsmiddel vormt.
De tuchtprocedure over de goedgekeurde jaarrekening van Q-Park is een slepende zaak, met veel boekhoudkundig-technische aspecten, met name over de toepassing van IAS 40.  De Accoutantskamer denkt pas in april 2012 een uitspraak te kunnen doen. Ernst & Young weigert desgevraagd op de zaak in te gaan en verwijst naar een persbericht dat het heeft uit doen gaan naar aanleiding van de tuchtklacht die onlangs door de Accountantskamer werd behandeld.
Angelsaksisch
In de vastgoedsector wordt de zaak Q-Park nauwlettend gevolgd. De meningen erover zijn verdeeld. Feit is dat Q-Park de enige parkeeronderneming in Europa is die haar gehuurde vastgoed als ‘vastgoedbelegging’ op de balans zet. Feit is ook dat het jaarverslag van Q-Park niet transparant is over welk deel van de vastgoedbeleggingen nu wel of geen eigendom zijn. Volgens sommigen is de methode die Q-Park samen met zijn accountant heeft gekozen een logisch gevolg van ‘het angelsaksische denken’ en de IFRS-richtlijnen waarvoor het heeft gekozen.
Anderen, zoals John Kuik, directeur van de Stichting Transparantie Vastgoedfondsen zijn kritisch. Volgens Kuik, die zelf accountant is, is een huurverplichting  wezenlijk anders dan vastgoedbelegging. ‘Het is een immaterieel recht, geen belegging.’ Hij zegt ‘er lang over (te) moeten nadenken’ of hij namens zijn Stichting een goedkeurend stempel zou zetten op het prospectus van een onderneming die aangehuurd vastgoed als vastgoedbelegging op de balans zou opvoeren. ‘Waar het om gaat, is dat eigendom van vastgoed iets anders is dan het huurrecht op dat vastgoed. Ik betwijfel zeer of dit wel een goede vastgoedbelegging zou zijn. Tegenover de huurrechten staan immers de huurverplichtingen. Per saldo is er niets. Waar heb je dan geld van beleggers voor nodig? (…)  Er is een essentieel verschil. Beleg je in een exploitant, of in vastgoed? Want dat is echt iets anders, het heeft een totaal ander risico.’ Insitutionele beleggers kiezen immers juist voor vastgoedbeleggingen vanwege de onderliggende zekerheden in de vorm van eigendom van het vastgoed.
Verstrengeld
Wat de uitkomst van de tuchtprocedure ook zal zijn, de case Q-Park laat zien hoezeer de belangen van beleggers, financiers, accountant en onderneming met elkaar verweven zijn. Ernst & Young is al jarenlang accountant van Q-Park. Daarnaast is zij tevens accountant van een aantal institutionele beleggers in de parkeeronderneming, overwegend pensioenfondsen.
Een voorbeeld is de Stichting Pensioenfonds PNO Media, een van de beleggers in Q-Park. In 2007 was PNO Media nog uitgeroepen tot ‘Pensioenfonds van het Jaar’ door NPN. Onlangs haalde PNO Media nog het nieuws toen de dekkingsgraad in december 2011 gezakt bleek tot 90,7 procent en het om die reden de pensioenenmoet verlagen.  De accountant van PNO Media: Ernst & Young.
PNO Media is niet de enige belegger in Q-Park waarbij de accountant werk controleert dat eerder voor een andere klant is verricht. Ernst & Young is bijvoorbeeld ook accountant van de grote pensioenuitvoerder Syntrus Achmea, dat het vermogen beheert van Q-park-beleggers Bedrijfstakpensioenfonds Landbouw, Bedrijfstakpensioenfonds Levensmiddelenbedrijf, Bedrijfstakpensioenfonds Detailhandel en Pensioenfonds Wonen. Verder is zij tevens accountant van TKP Investments en het Spoorwegpensioenfonds. Bij de meeste van deze partijen verricht Ernst & Young niet alleen controlewerkzaamheden, maar is zij ook actief als adviseur. Ook bij Q-Park.
Scheiding
Hoe je het ook wendt of keert, er is op grote schaal sprake van belangenverstrengeling waarbij de betrokken partijen elkaar in een wurggreep houden. Als de omstandigheden moeilijk worden, zoals nu het geval is, blijkt het heel moeilijk om als eerste de stop er uit te trekken. In deze situatie heeft geen van de betrokken partijen er belang bij om vastgoed af te waarderen, ook de accountant niet. De verschillende werkzaamheden die accountants daarbij voor hun klanten verrichten maken het geheel er niet transparanter op. Wat is een handtekening onder een jaarverslag werkelijk waard? vraagt het publiek zich af.
Voor een economie waarin het vertrouwen zich toch al op een historisch laag niveau bevindt, is dat een zorgelijke situatie. Het is daarom goed dat de politiek heeft ingegrepen, krachtiger dan in eerste instantie gepland. De verplichte roulatie om de acht jaar die Ronald Plasterk, Bruno Braakhuis en Ewout Irrgang hebben afgedwongen in hun amendement op de Wet op het Accountantsberoep (lees hier een samenvatting) lijkt een gekunstelde greep die de kern van probleem niet oplost. Toch is het een belangrijke eerste stap op weg naar een accountancy die zijn controlerende taak weer serieus neemt. Het amendement bepaalt namelijk ook dat het lucratieve advieswerk moet worden gescheiden van de controlerende taak.
Actal, de toezichthouder op de regeldruk, vindt de maatregelen die de Tweede kamer heeft aangenomen te ver gaan en heeft samen met de accountantslobby minister van Financiën Jan-Kees de Jager overtuigd van haar standpunt. Volgens Actal neemt de regeldruk extra toe door het besluit van de Tweede Kamer.
Achterhoedegevecht
De lobby was tevergeefs en dat is maar goed ook, stelt Marcel Pheijffer, hoogleraar accountancy aan de Universiteit van Nyenrode (bio). In zijn column voor Accountant.nl schreef hij dat de branche zich gestort heeft in een achterhoedegevecht nu zij door blijft gaan en haar hoop heeft gevestigd op de Eerste Kamer en de Raad van State. De vakorganisatie van accountants NBA heeft de feeling met het maatschappelijk draagvlak verloren en huilt nu krokodillentranen, signaleert Pheijffer. Ze zou er beter aan doen om te luisteren. ‘De boodschap gaat wél over een beroep dat bij gratie van de wetgever bestaat en waarvan de perceptie is (en ook wel meer dan dat) dat het ondermaats presteert. Waarin begrijpelijkerwijs een deel van het vertrouwen is verloren.’
 De kritiek op accountants zal de komende tijd toenemen. Als pensioenfondsen straks massaal hun vastgoedbelegeggingen moeten afwaarderen voelen de leden dat op pijnlijke wijze in hun portemonnee en zullen zij zich afvragen of de controleurs hebben zitten slapen. Als er daadwerkelijk sprake zal blijken te zijn van een slecht uitgevoerde controlerende taak, ontkomt de accountancy niet aan claims. Ongetwijfeld zal zij zich daarbij beroepen op de economische omstandigheden, onvoorziene ontwikkelingen, onjuiste gegevens etc.
Begrijpelijk, en soms terecht. Maar ook in dat opzicht slaat de accountancy als beroepsgroep volgens Pheijffer de plank mis. In een presentatie die hij vorig jaar voor de beroepsgroep hield betoogde hij dat de reactie van het ‘accountancy establishment‘ op kritische geluiden steevast ’te mager’ is en pleit hij voor een ingrijpende cultuurverandering. Er is volgens Pheiffer ’te weinig zelfreflectie’; leggen accountants te veel de schuld bij anderen en ‘vragen (ze) brutaal om nieuwe regels’. Ook nemen accountants te weinig verantwoordelijkheid: als er iets fout gaat, wijzen ze op  ‘de vele zaken die achter de schermen wel goed zijn gegaan.’
Pheiffer citeert een voormalig Ierse minister over de publieke perceptie van accountants: ‘A joke and a waste of time. They are lick-arses for the management of companies, because corporate governance doesn’t work in our society (…) Auditors are not independent but they are bloody-well paid’.

Geef een antwoord