Aanbieding rapport ‘Accountants in de fout’

Tekst toespraak Pieter Lakeman tot de fractievoorzitters van de Eerste Kamer

Dinsdag 15 november 2005

Dames en heren,

Binnenkort moet u zich uitspreken over het wetsontwerp Wet toezicht accountantsorganisaties (WTA), dat is ingediend om het vertrouwen in de financiële markten te herstellen. Naar mijn mening zal de wet echter het tegenovergestelde effect hebben. De WTA leunt op de stelling dat het vertrouwen in de financiële markten kan worden hersteld door het vertrouwen in de accountants te herstellen.

Een begrijpelijke gedachte, maar het is onbegrijpelijk dat dat bereikt zou kunnen worden door het tuchtrecht te beperken tot jaarrekeningcontroles. Dat is namelijk wat de nieuwe wet beoogt. Terwijl een onderzoek naar de tuchtrechtspraak in de afgelopen tien jaar, waarvan ik u de resultaten meteen wil overhandigen, aantoont dat slechts 8 procent van de gegrondverklaarde tuchtklachten betrekking had op controle van de jaarrekeningen. 92% van de gegrondverklaarde tuchtklachten had betrekking op andere activiteiten van accountants. Het lijkt niet waarschijnlijk dat het vertrouwen in de accountants hersteld kan worden wanneer de feitelijke werking van het tuchtrecht voor 92% wordt afgeschaft.

Ik erken dat de WTA op meerdere punten een belangrijke verbetering betekent. Het feit dat de Autoriteit Financiële Markten toezicht gaat houden op accountantsorganisaties, gedragslijnen kan voorschrijven en boetes kan opleggen, alsmede het feit dat de accountant niet langer aansprakelijk gesteld kan worden wanneer hij een onjuiste fraudemelding doet (artikel 26, lid 4), wordt algemeen beschouwd als een grote verbetering, vergeleken bij de huidige situatie.

Maar die verbetering heeft dus slechts betrekking op een relatief klein deel van alle accountantshandelingen.

In de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp is vermeld dat geen onderzoek is gedaan naar de werking van het huidige tuchtrecht, dat betrekking heeft op het hele scala van accountantsactiviteiten. Sinds de invoering van de GBR-1994 op 10 maart 1995 zijn onder dit tuchtrecht meer dan 500 tuchtklachten ingediend.

Na 29 juni 2005, toen het wetsontwerp door de Tweede Kamer is aangenomen, heb ik dat onderzoek ter hand genomen en ik wil u graag de uitkomsten van dit onderzoek aanbieden.

Uit het onderzoek blijkt dat het wetsontwerp een ernstige omissie kent. De belangrijkste activiteit die uit het tuchtrecht wordt gelicht is het opstellen van rapporten voor de rechterlijke macht in civiele procedures. Alleen reeds deze activiteit is goed voor meer dan 10% van de gegrondverklaarde tuchtklachten. Dan tel ik nog niet eens de 9% gegronde tuchtklachten met betrekking tot forensische accountancy mee, die vaak ook ter beïnvloeding van de rechterlijke macht worden opgesteld. Ook het optreden als door de rechter benoemde deskundige wordt in het voorliggende wetsontwerp uit het tuchtrecht gelicht. Uit mijn onderzoek blijkt dat meer gegrondverklaarde tuchtklachten zijn ingediend wegens het onjuist, en soms zelfs verregaand misleidend, informeren van de rechterlijke macht dan wegens het ten onrechte goedkeuren van onjuiste of misleidende jaarrekeningen.

Bij het controleren van jaarrekeningen hebben accountants een wettelijk monopolie, terecht wordt daarop gewezen, maar ook bij het voorzien van de rechterlijke macht van adequate financiële informatie hebben accountants bijna een feitelijk monopolie en de rechterlijke macht vaart vaak bijna blind op accountantsrapporten.

Daar komt nog een ander punt bij waardoor getwijfeld kan worden aan de tuchtrechtelijke betekenis van de overgebleven 8%. Volgens het voorliggende wetsontwerp kunnen straks slechts tuchtklachten worden ingediend wegens gebrek aan vakbekwaamheid, onafhan­kelijk­heid, objectiviteit en integriteit. Er kan in het nieuwe tuchtrecht niet meer geklaagd worden over gemaakte fouten, maar alleen over onbekwaamheid van een accountant. Er is echter een groot verschil tussen een fout (die zelfs de meest bekwame accountant kan maken) en alge­hele onbekwaamheid. Door het restant tuchtrecht aan deze criteria te koppelen, wordt het tuchtrecht ook met betrekking tot de jaarrekeningcontrole vrijwel opgeheven. Het wetsont­werp voldoet dus met betrekking tot het tuchtrecht niet aan de te stellen eis: vergroting van het vertrouwen in de accountants.

Ik wil de stelling verdedigen dat niet alleen aandeelhouders, maar ook de rechters recht hebben op betrouwbare informatie van accountants. In feite zou ik zelfs willen stellen dat de rechtsstaat meer is gediend met een adequaat functionerende rechterlijke macht dan met een adequaat functionerende kapitaalmarkt.

Hoewel ik de positieve betekenis van belangrijke onderdelen van het huidige wetsontwerp onderken, zou ik u willen verzoeken om, zowél met het oog op het vertrouwen in de financiële markten als met het oog op het functioneren van de rechterlijke macht, het voorliggende ontwerp ter verbetering terug te zenden naar de Tweede Kamer.

Het rapport dat ik u heb uitgereikt vormt tevens de basis voor de publicatie ‘Accountants in de fout’, die komende vrijdag verschijnt. Een exemplaar van dit boek zal ik u toezenden. Vanzelfsprekend zal ik mijn onderzoeksresultaten ook indienen bij de commissie Financiën.

Ik dank u voor uw aandacht.

Pieter Lakeman.